Meeste Gezag
“Waarvoor houdt uw edele heer mijn drie kinderen en zijn vele, vele andere kinderen? Voor bastaarden of voor echte kinderen? Een zelfbewuste vrouw treedt naar voren en uit zich. Geheel in de huidige tijdsgeest, behalve dat deze woorden worden gesproken in 1611.
Het tijdperk van een nieuwe familie in Amerongen is aangebroken. De nieuwe familie heeft abrupt voor de enig toegestane partij gekozen. Iets van die nieuwe verhoudingen tussen de stokoude familie van Natewisch en de nieuw gearriveerde familie van Reede lijkt door te klinken in gerechtsstukken van 1611.
Hoofdrolspelers in het nu volgende kleine drama zijn de “edele grootachtbare jonkheer” David II van Zuylen van Natewisch, de 10e heer van Natewisch en Frederik van Reede, de 2e heer van Reede in Amerongen. Maar vooral Willemijn van Elderen, de weduwe van jonkheer Hugo Ruys van Waaijenstein.
David moet een klusje opknappen voor Frederik. David is maarschalk [de hoogste ambtenaar] van het oosten van het gewest Utrecht.
De plaats van actie is Waaijenstein, een aanzienlijk stenen huis gelegen op de Ameronger weide naast Zuylestein, waar nu de gelijknamige boerderij staat.
Waaijestein naast Zuylestein |
We zijn aanbeland in 1611, het jaar van overlijden van Frederik van Reede, hij is 61 en voelt zijn einde naderen. Het is de hoogste tijd om in het reine te komen met zijn vele bastaardkinderen.
“Zo
is het gebeurd, dat ik verscheidene bezoeken heb afgelegd”, verklaart
David; om nicht Willemijn te vragen “een huwelijk tussen hare edelheid ende
heer van Amerongen in overweging te nemen”. Voor Willemijn is de hamvraag:
“Waarvoor houdt uw edele heer mijn drie kinderen en zijn vele, vele andere
kinderen? Voor bastaarden of voor echte kinderen? Dat weet ik niet nicht Ruys,
ik wil het de heer van Amerongen vragen,” luidt het antwoord van David.
Bij het aanhoren van die vraag ontsteekt Frederik in woede en roept uit: “neef van Zuylen,
ik houd al mijn kinderen voor mijn echte kinderen en als dat juffrouw Ruys niet
belieft dan moet dit huwelijk achterwege blijven en spreken we er niet meer
over”.
Hoe komen de van Zuylens in Amerongen terecht? Waarom komen ze naar Amerongen? Hoe worden ze machtig en rijk? Waarom is een konijnenwarande een godsgeschenk? Waarom komt er aan het tijdperk van Zuylen van Natewisch in Amerongen een einde? Daarover en meer gaat het in dit artikel, dat een deel is uit een reeks van artikelen over Amerongen in de middeleeuwen, die met enige regelmaat zullen verschijnen op dit blog, uitmondend in een over all publicatie.
Familie met het meeste gezag en bewind
De middeleeuwse donjon op Natewisch staat er nu wat verloren bij in de polders achter de Lekdijk. Natewisch wordt vanaf de 13e eeuw, 4 eeuwen lang bewoond door de familie van Zuylen van Natewisch. Ze wonen vijf generaties lang op Zuilenstein en ook op het verdwenen Bergestein en Lievendaal wonen nakomelingen.
In 1617 schrijven “de edelen, gerechtsbestuurders en de belangrijkste ingezetenen van Amerongen” dat de familie altijd het “meeste gezag en bewind “heeft gehad over kerk en kerkelijke zaken. [i] De familie bouwt een familiekapel in de Andrieskerk en stichten de vicarie van Sint Joosten, zodat gebeden kan worden voor hun zielenheil en dat van andere Amerongers. Ze benoemen de pastoor en de schoolmeester-vicaris. Lange tijd vormen ze het wereldlijk bestuur. Nog aan het einde van de 17e eeuw verkopen nazaten de rechten van de jaarlijkse kermis en markt in Amerongen aan Godart Adriaen van Reede.[ii] De machtigste tak, de familie van Zuylen van Abcoude is eeuwenlang mede heer van Amerongen en leenheer van de voorburg van het huis Amerongen. In dezelfde politieke strijd, waarin Van Oldenbarnevelt wordt onthoofd wordt het hoofd van de familie in 1621 verbannen en uit zijn ambten ontzet.
Herkomst van de familie Van Zuylen van Natewisch
Voor we het gaan hebben over de familie van Zuylen is
het goed om te weten dat de landerijen in Amerongen bij hun komst in het
Utrechtse voor ¾ in bezit van het Domkapittel zijn en overigens vooral in bezit van de Abdij van Deutz in Keulen zijn.
De weg van de familie naar het bisdom Utrecht loopt via deze abdij. De familie is geen vreemde in het Sticht. Al in 1169 vermeldt het bisschoppelijk leenboek het landgoed Anholt als leen. Dat is de plek, waar de familie op een gegeven moment woont.
Begin
13e eeuw wordt een Steven van Sulen als getuige genoemd bij een
vredesverdrag, dar de bisschop van Utrecht sluit met de graaf van Loon. De naam Van Sulen
is een doodgewone achternaam in het Nederlandse taalgebied. Het geeft de plaats
van herkomst aan. Dat zou erop wijzen dat de familie komt uit het hertogdom Kleef komt, uit het al lang verzwolgen Sulen
aan de Neder-Rijn achter Emmerik. Sulen heeft een
100 kilometerstroom opwaarts van Amerongen gelegen in een omgeving. die qua natuur grote gelijkenis vertoont met het gebied tussen Wijk en Amerongen. Het Kleverland ligt nu in Duitsland,
maar politiek, cultureel en taalkundig gezien vormt het eeuwenlang een
onderdeel van de Lage Landen, pas na de 80-jarige oorlog raakt het daarvan steeds
meer los.
In Kleef zijn leden van de familie Van
Sulen vanaf het midden van de 12e eeuw hoge ambtenaren van de graaf
van Kleef en mogelijk ook van de aartsbisschop van Keulen. [iii]
Midden 13e eeuw is er zo’n hoge ambtenaar met de naam Steven van Sulen van Anholt.
Voor de graaf van Kleef treedt hij herhaaldelijk op als getuige en
scheidsrechter. Hij heeft belangen in Kleef en bezit het nabijgelegen slot
Anholt.
De zoon van deze Steven, Gijsbrecht komt als eerste van Zuylen metterwoon
naar deze kontreien, daarom
wordt hij hier Gijsbrecht de eerste genoemd. De naam Van Sulen verandert gaandeweg in Van Zuylen. Alhoewel
op het randschrift van de zegel van Zweder, de zoon van Gijsbrecht I nog staat te lezen: ‘Suederus de Sulen,
miles’, Zweder van Sulen, ridder. Ook Zuylestein wordt nog tot in 16e
eeuw Sulensteyn genoemd.
Midden 13e eeuw staat Gijsbrecht I vermeld als eigenaar van
het castrum Zuylen, de voorganger van kasteel Zuylen aan de Vecht. [iv]
Hij bezit daarnaast o.m. een huis in Linschoten en in Jutphaas, waar hij schout
is. [v]
Tegelijkertijd wordt hij door de hertog van Gelre beleend met het huis
Zuilenburg in Overlangbroek. Daarbij wordt ook een huis met twee hoeven gelegen
bij de Rijn genoemd, naar algemeen wordt aangenomen het huis Natewisch. De
plek, waar wortels van de Amerongse van Zuylens liggen.
Waarom komt Gijsbrecht I hier terecht? De familie
zit dicht bij het vuur via het bestuurlijk netwerk in hun geboortestreek en is
al bekend met het Utrechtse. Bovendien verschaft de Neder-Rijn een uitstekende
snelweg, om stroomafwaarts Amerongen, Wijk of Utrecht in enkele uren te
bereiken. Zo kan zomaar hun belangstelling zijn gewekt voor de domeinen van de
abdij van Deutz. Er zijn intensieve
contacten met de aartsbisschop van Keulen. Het is goed voor te stellen dat de
aartsbisschop een lid van de familie Van Sulen voordraagt bij de abdij van
Deutz om een vacant meierambt op het domein in Wijk te vervullen. De abdij heeft
betrouwbare dienstmannen nodig om haar domein goed te beheren. [vi]
Als Graaf Otto II van Gelre het goed midden 13e eeuw koopt en
onmiddellijk beleend aan Gijsbrecht I, is er misschien zelfs sprake van de
formalisering van de bestaande situatie.[vii]
Misschien spelen ook de goede ervaringen, die
de hertog heeft opgedaan met Gijsbrechts’ vader Steven van Sulen bij een rechtszaak
tussen Kleef en Gelre een rol. In ieder geval lijkt het een win-win situatie.
Gijsbrecht heeft er belang bij in deze streken te gaan wonen, de familie bezit
maar weinig grond in het Klever land en de hertog heeft een betrouwbare partner
nodig.
De ontginning van de uitgestrekte moerasgebieden in het Sticht biedt bovendien kansen tot gebiedsuitbreiding. De ontginningen aan de Lekdijk tussen Wijk en Amerongen en van de Lange Broek vormen wellicht een inspiratie voor een ontginningsproject elders, zoals aan de Vecht.
Kasteeltoren Duurstede 1270 |
De zoon van Gijsbrecht Wouter trouwt met Christine Stevensdochter van Beusichem aan de overkant van de Lek bij Wijk bij Duurstede. Deze familie is ook geparenteerd aan van Zuylens, die nog eerder in deze contreien lijken te zijn aangekomen dan Gijsbrecht I. De familie van Beusichem voert ook de drie kenmerkende zuilen in hun wapen. Wellicht hebben deze Van Zuylens een bijdrage geleverd aan de Amerongse en Langbroeker ontginningen en waren zij degenen, die Gijsbrecht hier brachten.
Misschien was er aanleiding om zich hier te vestigen vanwege een huwelijk in de Wijkse familie van meiers van de abdij van Deutz zijn geweest. Niet onwaarschijnlijk is dat afstammelingen van zo’n Wijkse familie kans hebben gezien de zeggenschap over het domein verder naar zich toe te trekken. De abdij heeft zich door interne strubbelingen ook minder kunnen bekommeren om het relatief ver weg gelegen bezit. [viii]
Van Zuylen van Abcoude
Gijsbrecht I trouwt met Berta een dochter van Zweder van Abcoude. Hun zoon Zweder is de eerste die zich Van Zuylen van Abcoude gaat noemen. Zweder trouwt met een dochter uit een belangrijke Wijkse
familie, waardoor hij daar meer in de melk te brokken krijgt. [ix]
Zijn zoon Gijsbrecht II trouwt ook
weer verder “omhoog” met de dochter van een belangrijke raadsman van de graaf van
Holland, Floris V. Gijsbrecht II verleent Wijk stadsrechten, dat
geeft aan dat hij er een vrijwel autonome machtspositie heeft. Het gaat het geslacht van Zuylen voor de wind. Hun ster stijgt in de gewesten Utrecht
en Holland. [x]
De machtspositie die het geslacht Van Zuylen
in Wijk bij Duurstede weet op te bouwen fungeert als springplank voor hun
vestiging in andere delen van het Sticht. De Van Zuylen van Abcoudes zijn succesvol bij het verwerven van
kastelen door een uitgekiende huwelijkspolitiek. De goederen en huizen, die de diverse takken van de
familie hebben bezeten strekken zich van het noordwesten van het bisdom Utrecht
langs de grens met Holland via de Lek en de Neder-Rijn tot in het oosten van
Utrecht aan toe. Niet zo verwonderlijk dat de drie zuilen in hun wapen in veel
Utrechtse families voorkomt. Op een
gegeven moment bestaat de familie, die
de naam Van Zuylen draagt, uit vijftien verschillende takken. Het is een hechte
clan, waarvan de leden elkaar politiek en sociaal de bal toespelen. Het is een machtige, zo niet de machtigste familie in het
Sticht.
De familie ontpopt zich in de vroegste tijd als ware projectontwikkelaars [locatores] en organiseert het droogleggen van moerassen in de Vechtstreek en lang de Rijn gedurende de zogenaamde “grote ontginning”. De locaties van de domeinen en kastelen van de familie verraden hun betrokkenheid bij de grote ontginning. Langs de Vecht liggen Zuylen, Abcoude, Harmelen, De Haar, Nijeveld bij Vleuten, Linschoten en verder naar het zuiden Beverweerd, Blikkenburg bij Zeist en Geerestein bij Woudenberg. Dichtbij en in Amerongen liggen Duurstede, Zuilenburg, de Roetert en misschien Noordwijk in Langbroek, Natewisch en Zuilenstein.
De eerste houten hoeves en de polderjongens in actie |
Daarnaast hebben verschillende leden van de familie
vanuit hun functie van maarschalk van het Sticht de beschikking over kasteel
Vreeland. Als financier van de bischop houden ze ook andere bisschoppelijke kastelen in leen of
pand.
De familie bekleedt belangrijke bestuurlijke functies, in de katholieke tijd ook die van bisschoppelijk maarschalk. Deze is als hoofd van de leenadel belast met de verdediging van het bisschoppelijk gebied en heeft speciale bevoegdheden namens de bisschop. Ze zijn raadsheren van de bisschop en de graaf van Holland.
In de 15e eeuw speelt de familie ook in Utrecht vrijwel doorlopend een vooraanstaande rol in het stadsbestuur als schepen, raadsadviseur of burgemeester.
Van Zuylen van Natewisch en status
Baanderwapen van Zuylen |
De heren van Zuylen van Abcoude behoren in de late middeleeuwen tot de Stichtse hoge adel en zijn baanderheren (zie hieronder hun baander wapen). De baanderheer is in de middeleeuwen in het West-Europa een bekend verschijnsel.
Het zijn edelen die op het slagveld een zelfstandige groep strijders mogen aanvoeren onder een langwerpig banier, ter onderscheiding van de driehoekige ridderwimpel.[xi] Banier of banner is ook een benaming van de kleinste eenheid strijders. De aanvankelijk militaire term baanderheer wordt ook een term om welgestelde en vooraanstaande edelen aan te duiden.
Om zich in baanderheer te mogen noemen in het Sticht moest de betreffende heer een hoge jurisdictie bezitten en voor zover afstamming speelde van hoge ambtenaren [ministerialen] moesten zijn voorouders zijn getrouwd met leden van vooraanstaande adellijke families. Doorslaggevend echter was de verheffing tot baanderheer door de graven van Holland, vanwege hun steun bij een aantal veldtochten en andere oorlogshandelingen.
Van Zuylen en de prins-bisschop, de heren van Amerongen
Als de abdij van Deutz in 1256 haar goederen in
Amerongen overdoet aan de hertog van Gelre, wordt het startschot gegeven voor
de Amerongse tak van de Van Zuylens, daarover zo meer.
De verkoop verandert de verhoudingen in Amerongen aanzienlijk, want de graaf van Holland verwerft landerijen in Amerongen, Wijk en Abcoude. [xii] Als deze landerijen worden beleend aan de heren van Zuylen van Abcoude komt de hoge rechtsmacht over Amerongen bij de Van Zuylens te liggen. Ze worden medeheer van Amerongen. Dat blijft een tweehonderd jaar zo, dan neemt David van Bourgondië, bisschop van Utrecht alle rechten en plichten over van de laatste Van Zuylen van Abcoude, Jacob, ook wel Van Gaasbeek genoemd. De naam Van Gaasbeek is in de familie gekomen, omdat grootvader Gijsbrecht de heerlijkheid Gaasbeek bij Brussel heeft verworven. De familie heeft zo een stevig anker verkregen bij Brussel, het bestuurlijk hart van de Bourgondische Nederlanden.
Jacob van Zuylen van Abcoude Gaasbeek |
In het Sticht echter brokkelt de positie van Jacob langzaam af in zijn confrontaties met de bisschop. Als hij in 1449 in opstand komt tegen bisschop Rudolf van Diepholt wordt hij gedwongen het bestuur over de stad Wijk bij Duurstede en kasteel Duurstede en al zijn overige gerechten in het Sticht aan de bisschop over te dragen. Met zijn dood tien jaar later vervallen al zijn goederen aan de bisschop, Jacob heeft geen mannelijke opvolgers. Heel bizar: hij heeft zijn enige zoon Anton in een vlaag van woede doodgeslagen, omdat hij niet ridderlijk genoeg op zijn paard zat.
Door de overdracht van Jacob ‘s goederen
komen de kastelen Duurstede en Abcoude en de stad Wijk bij Duurstede aan de
bisschop, evenals de gerechten Abcoude, Houten en ’t Goy, Soest, Woudenberg,
Darthuizen, Overlangbroek, Leersum en zoals gezegd Amerongen en diverse andere
gerechten, zoals Rhenen. Het bisschoppelijke bestuur wordt dus aanzienlijk
uitgebreid. [xiii]
Afstammelingen van de Van Zuylens van Abcoude
verdwijnen overigens niet helemaal uit Amerongen, zij het dat ze onder een
andere naam leven. Willem de voorlaatste Van
Zuylen heeft alleen bastaardzonen, een van hen strijkt neer op Lievendaal, naast het
huis Amerongen.
Amerongense landerijen en kloosters
Willem van Zuylen van Abcoude |
De familie, vooral Willem “met de bastaardzonen” stimuleert rond 1400 zijn stad Wijk bij Duurstede en ook Utrecht door kloosters en gasthuizen te stichten, geheel in de traditie van een middeleeuwse katholieke heer. In Wijk sticht hij het nog steeds in bedrijf zijnde Ewoud en Elisabethgasthuis en het dominicanessen convent van Sint Maria Magdalena. Het damesklooster heeft zo zijn voordelen, het geeft status aan de stad en een impuls aan de Wijkse economie. Bovendien vormt het een tegenwicht tegen het herenkapittel van de Sint Jan Baptistkerk. Het damesconvent is een familieklooster, Willem zelf, zijn echtgenote en dochter, die er is ingetreden zijn er begraven. De zusters zullen er memoriediensten houden voor hun zielenheil.
In Utrecht laat Willem het het Bartholomeusgasthuis een doorstart maken en sticht er met zijn broer Zweder III het karthuizer klooster Nieuwlicht.
Het damesconvent en het
kapittel ontvangen van Willem tal van goederen en rechten, zoals landerijen op
de Hoeven in Amerongen. Het karthuiserklooster verkrijgt eveneens veel grond in en rond
Amerongen.
De Natewisch en de ontginning
De Natewisch is een zeer oud Frankisch koningsgoed
en van oorsprong een buiten boerderij, een uithof van het domein van Wijk. Dat
het landgoed zo oud is, blijkt ondermeer uit de lenen van Natewisch, die liggen
verspreid binnen de oeroude parochiegrenzen van Amerongen, die verlopen tot aan
Scherpenzeel en Woudenberg aan toe. Koningsgoederen worden in de 9e eeuw
beheerd door militaire kolonisten, die daar door de Frankische koningen worden
geplaatst met als opdracht dit land te ontginnen, te bebouwen en te verdedigen.
Natewisch is waarschijnlijk wat hoger gelegen dan
de omliggende moerassen
in de driehoek Amerongen, Doorn en
Cothen. In oude documenten is sprake van naast Natewisch gelegen percelen, die
de Wissen en op de Wisch heten. De naam Natewisch is ook etymologisch gezien
zeer oud, het woord wisch is oud Germaans voor “de wei bij de rivier, die ’s
winters onderloopt” en moerasbos. [xv]
De toren van Natewisch is gedateerd van vóór de belening door de graaf van Gelre, maar er is twijfel aan die datering ‘vanwege de bouwkundige gegevens’. [xvi] Het baksteenformaat duidt weliswaar op de vroege 13e eeuw, maar andere archeologisch vondsten wijzen op de 14e eeuw. Die datering sluit beter aan bij het eveneens in de 14e eeuw gedateerde Bergestein dat een 1,5 kilometer oostelijk ligt en het familiewapen van Van Zuylen van Natewisch draagt. De toren wordt in 1403 voor het eerst schriftelijk vermeld als ‘dat huis te Natewisch ‘.[xvii] In de 17e eeuw vindt een aan zienlijke uitbreiding plaats met woon- en werkvleugels en een traptoren. Eind 19e eeuw zijn de vleugels gesloopt.
Van Natewisch, presentie in Amerongen
Als de hertog van Gelre in 1256 de landerijen van de abdij te Deutz koopt, beleent hij het huis Natewisch en Zuilenburg in Langbroek direct door aan Gijsbrecht I. [xviii] Zuilenburg blijft zo honderd jaar aan de famiie van Zuylen van Abcoude. De geschiedenis van de Amerongse Van Zuylen begint bij het leen de Natewisch. In 1270 wordt het leen voor het eerst vermeld op een lijst van leenmannen van de graaf van Gelre, als gelegen op de Hoeven.
Wouter van Zuylen, een zoon van Gijsbrecht I kunnen we de eerste Van Zuylen van Natewisch noemen, hoewel met Johan van Zuylen, die dubbele naam pas ruim honderd jaar later in zwang komt.
Wouter trouwt met Christine Stevensdochter van Beusichem aan de overkant van de Lek bij Wijk bij Duurstede. Deze familie is ook geparenteerd aan van Zuylens, die nog eerder in deze contreien lijken te zijn aangekomen dan Gijsbrecht I. De familie van Beusichem voert de drie kenmerkende zuilen in hun wapen.
Hoekige toren met arkeltorens |
Niet alleen Natewisch wordt door de Van Zuylens bewoont. Vanaf Wouter III van Zuylen wonen er tot 1502 vijf generaties Van Natewisch op Zuylestein. Ondanks dat de oudste leenregisters van het Sticht verloren zijn gegaan en de leenacteprotocollen eerst in 1394 beginnen is uit andere bron bekend dat Wouter III van Zuylen al heer van Zuylestein wordt genoemd. Hij is getrouwd met Hadewijch van Montfoort etc.
Zuylestein wordt in zijn eerste vorm omschreven als een zaaltoren met op de hoeken arkeltorens en zou rond 1375 gebouwd zijn.[xix] Het lijkt echter aannemelijk dat de stichtingsdatum voor 1368 ligt, het laatste jaar dat Wouter III hoofd van de familie is.
Als Johan van Zuylen van Natewisch in 1381 in het bisschoppelijk leenregister als leenheer Van Zuylestein wordt vermeld, wordt het huis voor het eerst beschreven als "'t Huis met zijn hofstede, dat geheten is Sulensteyn, liggend in het kerspel van Amerongen ten Nedereng". De familie heeft het
Memorietafel familie Van Montfoort, opdrachtgeefster Hadewijch vrouw van Wouter III |
kasteel tot 1502 in
eigendom, daarna wordt het verkocht.
Rond 1500 heeft de familie Van Zuylen van Natewisch
een enorme presentie in Amerongen en bewoont ze de meeste stenen huizen in
Amerongen. Op Lievendaal woont de “bastaardtak” de familie Van Driebergen. Daarnaast
wonen leden van de familie op Natewisch en ook op Zuylestein en Bergestein.
Bergestein en Natewisch |
Ongeveer 1,5 km ten oosten van Natewisch heeft het huis Bergestein gelegen. Het huis is ook als een huis van de familie Natewisch te identificeren, omdat het familiewapen erin is aangebracht. Het is mogelijk al in de eerste helft van de 14e eeuw door een lid uit de familie gesticht. Het huis is evenals Zuilenstein gegroeid uit een rechthoekige woontoren, zoals het huidige Natewisch nog steeds is. In 1392 is het beleend aan Jan Borre van Amerongen door de domproost en is het tot 1490 in handen van leden van de familie Borre van Amerongen.[xx] Vanaf 1490 -1527 bewoont Engelbert van Zuylen van Natewisch en echtgenote het kasteel Bergestein. In 1547 komt het huis aan de oudste dochter Johanna van Zuylen van Natewisch, zij trouwt met Frans van Nijenrode. Hun dochter Anna trouwt met Jan van der Does van Noordwijk uit een vooraanstaand Hollands geslacht. Hun zoon Johan, heer van Bergestein trouwt met Elisabeth van Zuylen van de Haer. Naderhand komt Bergestein aan Godard Adriaan van Reede, die het heeft laten afbreken, omdat het een voor hem concurrerende ridderhofstad is en omdat het volgens hem de jacht benadeelt voor het huis Amerongen.
Van Natewisch, gezag in Amerongen
De familie bouwt een
familiekapel in de Andrieskerk en sticht de
vicarie van Sint Joosten. Ook heeft ze het benoemingsrecht van de pastoor en de
schoolmeester-vicaris. De familie houdt zeker vanaf het midden 14e eeuw
functies in het tijnsgerecht, als voorzitter noemen zij zich: richter, tijnsmeester,
hof en tijnsmeester. In de tijd dat de bisschop en de domproost de beide heren
van Amerongen zijn, benoemen ze een gezamenlijke schout. Zoals in het geval van Gerrit en Dirk van
Zuylen van Natewisch, ze zijn schout voor beide heren. Als in 1547 het schepenrecht -de opvolger van het tijnsrecht- door de koning van Spanje wordt ingesteld in Amerongen vormen
deze mannen het gerecht als schout en schepen.
Nadat Natewisch in 1536 is erkend als ridderhofstad
kan de heer van Natewisch zitting nemen in de ridderschap van Utrecht. Vanaf die tijd bekleden leden van de familie vaker
belangrijke functies binnen het Sticht, de interesse voor functies in Amerongen
ebt kennelijk weg.
Vanaf de komst van de nieuwe heren, de familie Van Reede en de benoeming van een schout van buiten Amerongen, die een 40 jaar in functie blijft, zien we deze oude Amerongse familie niet meer in lokale bestuursfuncties. Buiten Amerongen bekleedt de familie van Natewisch belangrijke functies, zo is David II van Zuylen [1550-1623] maarschalk van het Overkwartier, de hoogste rechterlijke, bestuurlijke en militaire ambtenaar in het gebied tussen Utrecht, Amersfoort, Culemborg, Rhenen en Amerongen.
Eerder is Johan II van Zuylen van Natewisch [1402-1497]
burgemeester in Utrecht. Hij is midden 15e eeuw de feitelijke baas
in Amerongen, hij is de opperschout vanwege de domproost en vanwege de
bisschop. Bovendien is hij dijkgraaf en bezit hij het Ingens veer. Johan heeft
nog drie andere schoutambten gehouden. Het
is de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
De Van Zuylens maken politiek gezien niet
altijd de keuzes, die de continuïteit van hun familie ten goede komt. We zagen
al dat Jacob van Zuylen-Gaasbeek door in opstand te komen tegen de bisschop zijn
macht verloor. Johan wisselt wel erg
snel van paard, maar uiteindelijk met gunstige gevolgen. We zullen zo zien dat David II door
een verkeerde keuze al zijn functies verliest.
Johan zweert als burgemeester Johan aanvankelijk trouw aan de
Hoekse bisschopskandidaat Gijsbrecht van Brederode [1456].
In het algemeen staan de van Zuylens aan de kant
van de bisschoppen en het bisdom; wanneer de bisschoppen geen sterke figuren zijn
spannen zij met Holland samen. Het is misschien daarom dat Johan in hetzelfde
jaar 1456 toch voor David van Bourgondië kiest, misschien heeft hij over het
hoofd gezien dat ook zijn leenheer de hertog van Gelre aan de kant van de
Kabeljauwen staat.
Daarop wordt hij door de zittende bisschop “levenslang”
uit de stad Utrecht verbannen, maar drie jaar is hij terug als raadsadviseur
van de volgende bisschop David van Bourgondië.
Johan kiest dus vóór de Kabeljauwen [1456]. Hij gaat daarmee in tegen het Verbond Van
Zuylen door de familie Van Zuylen van Nievelt gesloten tussen de leden uit het
geslacht van Zuylen. Ze zijn als Hoeken
in de Hoekse en Kabeljauwse twisten tegen de benoeming van David van Bourgondië
tot bisschop.
Als dank voor bewezen diensten wordt Johan niet
alleen hof- en tijnsmeester van de bisschop, hij ontvangt ook het recht een
konijnenwarande in te richten, om binnen een omheining konijnen fokken en er op
“jagen”. Konijnen, een voorrecht? Het is voor die tijd een in heel Europa graag
geziene vorstelijke beloning om vorstelijke maaltijden te kunnen bereiden, die
bij bijzondere gelegenheden wordt opgediend. Bovendien ontvangt Johan voor tien
jaar de zeggenschap over de bossen van de domproosdij [1461]. [xxi]
Lokaal genieten de van Zuylens nog heel lang daarna gezag en bewind, zoals in de inleiding aangegeven. De eerdergenoemde David II van Zuylen, maarschalk van het Overkwartier, die nog mediator voor de heer van Reede is geweest, beslecht door de verkeerde keuze het bestuurlijk lot van zijn familie.
Het Einde
Tijdens het twaalfjarig bestand [1609-1621] in de tachtig jarige oorlog dringt de landelijke politiek waarin de grote leiders van dat moment Johan van Oldenbarnevelt en Maurits van Oranje elkaars tegenstanders zijn tot Amerongen door.
De remonstranten
staan meer geloofsvrijheid voor, de contraremonstranten zijn de meer precieze gereformeerden. Ze staan de calvinistische eenheidskerk voor en hebben na de grote synode van Dordt, waarin vrijwel alle protestantse groepen zijn vertegenwoordigd, de overhand gekregen. In deze tot een politieke strijd verworden geloofsstrijd kiest David voor de remonstranten en dus voor Van Oldenbarnevelt. Het stadsbestuur van Utrecht doet dat overigens ook, maar het is een keuze voor de verliezende partij.
Politiek gezien ontstaat er een climax in het conflict als Van Oldenbarnevelt stedelijke milities opricht, waarmee hij het gezag van Maurits ondermijnt. Voor Maurits is het niet acceptabel, vergelding volgt: het remonstrantse Utrechtse stadsbestuur wordt afgezet, Van Oldenbarnevelt wordt onthoofd en David wordt in 1621 verbannen en uit zijn ambten ontzet. Na een vierhonderd jaar een zeer vooraanstaande positie te hebben ingenomen is die rol van de familie in Amerongen uitgespeeld. In 1689, sterft met de dood van Emerentina, dochter van David III de naam van Zuylen van Natewisch uit in Amerongen. Natewisch is al eerder in 1663 formeel in het bezit gekomen van haar echtgenoot Joost Taets van Amerongen.
Reacties
Een reactie posten