Heerlijke Orde

 @LeoSchreuders2022

In de 16e en 17e eeuw was de rechtspraak heel dichtbij de burger. Het gerechtsgebouw van Amerongen stond in het hart van het dorp. Als de bode op maandagochtend iedere 14 dagen het klokje op het gerecht luidde kon je de drost en de schepenen over de Hof aan zien komen lopen om zitting te gaan houden. Over het algemeen is het rustig in gerechtelijk Amerongen, op een aantal bijzondere gevallen na.

Verreweg het meest voorkomende delict is het vechten in en rond de vele herbergen en tapperijen. Dit soort kleine misdaden wordt in de regel door de drost geschikt buiten de schepenen om. Een proces wordt zo voorkomen, er wordt al genoeg gekletst.

Plattelands gerechten moeten doorgaans het uitspreken van de doodstraf aan gewestelijke Hoven overlaten. Amerongen is als hoge heerlijkheid een uitzondering op die regel.

Hoe keek Belle van Zuilen daar tegenaan? Hoe werd Amerongen eigenlijk een hoge heerlijkheid? Waarom wilde een heer van Amerongen dat zijn zoon drost werd? Waarom stond er een galg hoog in het zicht? Met welke delicten kwam een drost in de 17e eeuw in aanraking?

Deze vragen worden belicht in het nu volgende artikel, dat een deel is uit een reeks van artikelen over Amerongen in de middeleeuwen, die met enige regelmaat zullen verschijnen op dit blog, uitmondend in een over all publicatie.

Links het gerechtsgebouw, daarnaast het schoutenhuis, 16e eeuw







Belle van Zuylen spreekt zich uit over de hoge heerlijkheid

Belle van Zuylen steekt in een verhaal de draak met een edelman, die zoals zij het noemt het “recht van ophanging” wil verwerven. Hij besteedt zijn gehele bescheiden inkomen aan een proces daarvoor. 
“Hij zou nooit op de gedachte zijn gekomen dat hij zijn bezit beter kon gebruiken en zijn kinderen iets zinvollers na te laten dan het lagere en hogere gerecht”, schrijft Belle. [i]
Het verhaal, dat de edelman heet is een persiflage op de Nederlandse edelman. Het is behoorlijk kritisch en haar vader probeert zelfs de publicatie ervan te voorkomen. Belle heeft het over de hoge heerlijkheid als de kers op de taart van de macht van de plattelandsadel. 
Hoge Heerlijkheid klinkt ook lekker afgaande op het aantal restaurants met de naam hoge heerlijkheid. Ook in Amerongen bestond een restaurant met die naam, waar het best goed toeven was.  
Belle weet heel goed waar ze het over heeft, al was het maar omdat ze een afstammelinge is van de van Zuylens, die al in de 13e eeuw neerstreken in Amerongen en Wijk bij Duurstede. 
De familie van Zuylen van Abcoude heeeft als één van de twee heren van Amerongen eeuwenlang de hoogste rechtsmacht tot dat die via Philips II bij Goert van Reede terecht komt in 1557. 
Isabella [Belle]  van Tuyll van Serooskerken
Een 60 jaar later in 1615 nemen de Staten van Utrecht de jurisdictie over Amerongen over. De Staten motiveren dat omdat ook nergens anders lokaal wordt recht gesproken: “voortaan zullen in den dorpe Amerongen alle acten der hooge Heerlicheyt worden geexerceert vanwege d'Edel Mogende Heeren Staten, gelijck uwer Edelen sulcks gebruycklijck zijt te doen in alle andere Dorpen van Utrecht, daar niemant anders Heerlicheyt ofte deze jurisdictie en heeft”.  [ii]
Achtereenvolgende heren van Amerongen blijven vlassen op de hoge rechtsmacht, maar het blijft bij pogingen om de Staten te vermurwen.  Tot de Staten van Utrecht niet meer om de glorieuze achterkleinzoon van de eerste van Reede in Amerongen heen kunnen. 

1676: feestje: hoge heerlijkheid wordt erfelijk

Meer dan een halve eeuw nadat de Staten van Utrecht de hoge heerlijkheid naar zich toe hebben getrokken komt in augustus 1676 een Staatse commissie bestaande de secretarissen van de Staten van Utrecht en de Utrechtse ridderschap, vergezeld van de burgemeester van Utrecht Peter Both van der Eem naar het huis Amerongen voor een bijzondere ceremonie. [iii]  
Aanleiding is de overhandiging van de akte, waarin het erfrecht op de hoogste rechtsmacht wordt toegekend aan de heren van Amerongen. De Staten van Utrecht hebben de ridderhofstede Amerongen weer tot hoge heerlijkheid verheven, waardoor de heer van Amerongen voortaan als vrijheer door het leven zal gaan. Hij ontvangt het recht vanwege getrouwe dienst “tot welwezen van den lande”. 
De secretaris van de Staten heeft een vergulde zilveren doos laten maken waarin de akte zal worden aangeboden. In plaats de ceremonie uit te stellen tot de terugkomst van de toekomstige vrijheer, besluit de secretaris na overleg met hem dat zijn vrouw Margaretha Turnor de akte in ontvangst zal nemen. Godard van Reede verblijft op dat moment als extraordinair gecommitteerde in Bremen. 
Na de plechtige overhandiging wordt het gezelschap door Margaretha onthaald op een maaltijd met hazen en patrijzen. De secretaris van de ridderschap legt voor het nageslacht vast dat het een aangename partij is. 
De heren komen ’s avonds laat enigszins aangeschoten aan in Utrecht, vlak voordat de stadspoorten gesloten worden. 

De galg, symbool van de hoge heerlijkheid

Hét symbool van de hoge heerlijkheid, de galg staat al sinds het midden van 14e eeuw hoog op de Burgwal. Een tastbaar onderdeel van het dagelijks leven van de Amerongers. Goed zichtbaar vanuit bijna elke ooghoek. Onder het vergoelijkende motto van de tijd: “Niet om te doden, maar om te tonen”. 
Het blijft inderdaad, voorzover we weten bij tonen. Een doodvonnis is uiteindelijk eenmaal voltrokken op de hof met het zwaard van de beul van Utrecht. Daarover zo meer bij de zaak Jan Spijcker.

De Galgeberg  Amerongen






In 1809 tijdens de regering van keizer Napoleon Bonaparte van Frankrijk wordt de galg weggehaald. De Amerongse heerlijkheid blijft bestaan tot de grondwet van 1848 formeel een einde maakt aan het bestuur door particulieren. Rond 1880 worden vlak naast het oude kerkhof, bakstenen voetstukken ontdekt van twee zuilen vaneen galg, bij het graven van een ijskelder voor het kasteel. Honderd jaar later worden de stenen weer opgegraven en gerestaureerd.

De heer benoemt zijn zoon tot drost

De invloed van de heer van Amerongen is ook zonder de hoogste rechtsmacht groot. Hij benoemt de schout en de leden van het gerecht zweren hem trouw. Dat is op zich  niet bijzonder, toch is zijn macht in de praktijk niet absoluut.
Het gerechtsbestuur en de bevolking van Amerongen zijn mondig genoeg om hun ongenoegen kenbaar te maken als de heer naar hun gevoel over de schreef gaat. Dat blijkt onder meer uit het volgende geval[iv].
Aan het eind van zijn leven in 1611 lijkt het Frederik van Reede, de tweede van Reede in Amerongen een goed plan om zijn niet geëchte zoon Gijsbert tot drost te benoemen. Frederik voelt kennelijk zijn einde naderen, want hij wil in dat jaar meer onwettig kroost helpen aan hun toekomst. 
Nadat Frederik ter ore is gekomen dat het draagvlak voor de benoeming van zijn zoon ontbreekt bij het gerechtsbestuur, draagt hij de gerechtsbode op de bestuursleden bij hem op het kasteel te ontbieden. 
En zo komt het dat, de schout namens de domproost -de medeheer van Amerongen- ,twee schepenen en de gerechtssecretaris komen opdraven. 

De schout heet Aalt Borre van Amerongen niet de minste, hij is een afstammeling van de Borres, die het huis Amerongen hebben gebouwd, zijn broer is schepen en burgemeester in Rhenen.  
Frederik vraagt de leden van het gerecht wat het bezwaar is om met zijn zoon, “de bank te spannen ende recht ende justitie te administreren”. 
Aalt zegt dat als mijnheer de oorzaak begeert te weten, dat hij die uit naam van de schepenen hier tegenwoordig zal geven. 
Aalt geeft vervolgens aan dat het gerecht geen twee drosten kan onderhouden.
“Uw zoon Gijsbert én onze kandidaat Hendrick Jansen van Wageningen is te veel van het goede.  
Waarop Frederik zegt: “Ziet goede mannen, ik weet van geen Hendrick Janse”.  “Het hemd is mij nader als de rok. Ik stel Gijsbert als drost voor en beveel u lieden dat ook gij hem als zodanig wilt erkennen, houden, aannemen en naar behoren respecteren”. 

Verder onder druk gezet verklaren de bestuurders desgevraagd, dat ze Gijsbert aanvaarden als hun voorzitter. Nu de lucht geklaard lijkt, laat Frederik wijn aanrukken en spoort eenieder aanwezig aan om Gijsbert vanwege zijn benoeming in het drostambt toe te drinken en hem geluk te wensen. Dat Frederik, Hendrick Jansz of zijn kandidatuur niet zou kennen is zeer onwaarschijnlijk. Hendrick Jansz van Wageningen is een lokale bekendheid. Hij is de zoon is van Jan Aertsz van Wageningen en van Johanna van Zuylen. Jan Aertsz is langdurig schepen geweest en plaatsvervangend schout.

Frederik van Reede 1550-1611

Johanna is een lid van de familie van Zuylen. De van Zuylens  stammen uit het geslacht van topambtenaren [ministerialen] dat voor de bisschop mee de grote ontginning van de moerassen rond Amerongen uitvoerde. Hendrick is bovendien getrouwd met Jerefaas van Harn een dochter van Gerrit van Harn, de net overleden drost, die veertig jaar de bestuurlijke kolen uit het vuur heeft gehaald voor de van Reedes. 
Maar het advies van de bestuurders wordt terzijde gelegd. De kandidaat van het bestuur wordt drie jaar later wordt de kandidaat van het gerechtsbestuur toch drost. Gijsbert maakt zo lijkt het promotie en wordt schout in Rhenen.
Waarom heeft Frederik zijn kandidaat willen doordrukken? Het heeft er de schijn van dat de 40-jarige “van Harn periode” niet goed is gevallen in de familie. Gerrit van Harn heeft in de 40 jaar dat hij drost is geweest een uitgebreid en hecht familienetwerk gecreëerd en alle plaatselijke nijverheid, die ertoe doet opgekocht. Wat later vallendie zaken de van Reedes toe.

De opdracht van de heer en het raadhuisklokje

De heer van Amerongen geeft de schepenen de boodschap mee, “dat hij ze van tijd tot tijd zal bevelen de vierschaar te spannen en te manen tot vonnissen van allerhande misdadigers”.[v] 
Iedere twee weken is er op maandagochtend om negen uur zitting van het gerecht om recht te doen. Even daarvoor luidt de bode het raadhuisklokje en zet hij de zandloper. Als die is uitgelopen moeten drost, schepenen en secretaris in de raadskamer zijn. Wie er dan niet is krijgt enkele stuivers boete, die in een stenen varken gaan voor de borrel op nieuwjaarsdag. [vi] 



Raadhuis met het klokje

Schepenbank, Piershil 1650

De drost heeft de zitting voorbereid en de aangiften onderzocht. Bij voldoende bewijs informeert hij de schepenen schriftelijk. De schepenen zijn -net als nu gemeenteraadsleden en kamerleden- niet vlug tevreden met de bewijzen en vragen regelmatig om meer. [vii] Bij het begin van de zitting beschrijft de drost het delict en motiveert hij zijn eis; daarna worden beschuldigde en getuigen ondervraagd door de schepenen.

Hoe de oordeelsvorming bij het gerecht precies tot stand komt, blijft "het geheim van de raadskamer"[viii]

Rechtspreken in een kleine gemeenschap als Amerongen is een hachelijke zaak. Schepenen en verdachten kennen elkaar meestal, dat komt de objectiviteit niet ten goede en roept spanning op, zeker bij een persoonlijke of een familierelatie. Een gedaagde kan weigeren de gerechtskamer in te gaan, als hij daar de schepen ziet zitten, die hem heeft aangegeven. 

Getuigen in een zaak over dorpsgenoten weten wat hun te doen staat: zorgen dat er zó veel onduidelijkheid ontstaat over de precieze toedracht van de zaak dat niemand nog weet wie er nu begonnen is, of er sprake was van boze opzet. Getuigen zijn weinig mededeelzaam. Deze zwijgcultuur maakt het aannemelijk, dat de dossiers van de schepenbanken onvolledig zijn. De ooggetuigen leggen weliswaar een verklaring af, maar dat leidt in de meeste gevallen niet tot verdere vervolging, omdat er geen duidelijke aanklacht kan worden geformuleerd. Het lijkt erop dat de schepenen in zulke gevallen zelfs een beetje meewerken, dat ze waar ze kunnen de dader het voordeel van de twijfel geven en er in elk geval niet op uit zijn om vervolging in te stellen. Velen getuigen leggen verklaringen af, ze vertellen uitvoerig de triviaalste details, maar op de punten waar het erop aankomt sluiten ze de gelederen en weten zich niets meer te herinneren. Niemand van de dorpsgenoten heeft precies gehoord welke scheldwoorden er gebruikt zijn, niemand weet wie de eerste vuistslag uitdeelde, of waar het mes vandaan kwam, of wie de meest venijnige steek toebracht. Dat komt: de kaars woei net uit, zodat het ineens donker was. Of ze waren juist vertrokken. Of ze zaten in een andere hoek van de kamer en konden niet goed horen wat er gezegd werd. Of ze gingen net even een plasje doen op de dijk. Dat soort dingen. [ix]

De gemeenschap beschermen, dat is wat ze doen, want zodra de geweldplegers geen dorpsgenoten of bekenden, maar voorbijtrekkende soldaten of andere buitenstaanders zijn, hebben de getuigen ineens wél precies gezien hoe het allemaal gegaan is." Met die buitenstaanders en hun familie hoeven ze immers niet verder te leven, nadat het recht zijn loop heeft gehad.

Drost, dienaar, die zijn eigen broek moet ophouden

De drost wordt benoemd door de heer. Hij is de schakel tussen de heer en het gerecht. Dat maakt hem invloedrijk en kwetsbaar tegelijkertijd. De inwoners bezien hem met een zekere achterdocht door de verschillende belangen die hij vertegenwoordigt.   

Hij geeft niet alleen leiding aan het bestuur van het dorp, maar is ook openbaar aanklager en hoogste politiefunctionaris. Als toezichthouder op de belastinginning is hij niet per definitie populair bij de bevolking.[x] Daar komt nog bij dat het verdienmodel van het drostenambt niet per se is gericht op het belang van de burger. Hij betaalt de heer pacht om zijn functie te mogen uitoefenen en die pacht moet verdiend worden.[xi] Een deel van zijn verdiensten komt uit de “gage en emolumenten” voor de inning van de belasting, een ander deel komt uit boetes, die hij aan de burgers oplegt in de civiele en criminele rechtspraak. [xii] Een deel van de boetes moet de drost afdragen aan de predikant voor de armen zorg. 

De drost is dus in zaken, het verwerven van het ambt is een persoonlijke investering, waarvoor twee acceptabele, vermogende burgers zich garant moeten stellen. [xiii] Dit verdienmodel levert een perverse prikkel op, om een verdachte zonder tussenkomst van de schepenen onder druk te zetten door een gefingeerde aanklacht. Dat kan uitmonden in machtsmisbruik om de verdachte maar snel te laten instemmen met een schikkingsbedrag en onterecht hoge boeten. In hoeverre te hoge boeten worden opgelegd, kan worden afgeleid van de berekening van de proceskosten, die een veroordeelde moet betalen. Het komt regelmatig voor dat bezwaar wordt gemaakt tegen de hoogte van de kosten. De schepenen beoordelen in dat geval de declaratie van de drost en schrappen de kosten voor spijs en drank nogal eens. [xiv] 

Een goede rechtsgang wordt verzekerd, doordat twee schepenen mediëren tussen drost en gedaagde om tot een akkoord te komen; hierover doen ze verslag aan het gerecht.

Zoenbrief en schikken

Hoewel omstreden is het bij kleine misdaden eerder regel dat er wordt geschikt buiten de schepenen om. Bij vechtpartijen is het gebruikelijk dat wordt geschikt en direct een vechtboete wordt opgelegd en betaald aan de drost. In criminele zaken in het algemeen wordt ook regelmatig een schikking, getroffen om een proces te vermijden. Dat komt omdat iedereen elkaar kent, men wil geen malheur en dorpsroddel, er wordt al genoeg gekletst. Een win-win situatie dus voor de verdachte en de drost, die kan de boete snel incasseren.

Een schikking komt zelfs bij doodslag voor. Een jongeman heeft de twaalfjarige dochter van Anthonis Jansz Quint zo met een bijl mishandeld dat ze eraan is gestorven.  Anthonis de vader ontvangt vijftig gulden als genoegdoening, waarmee de zaak is afgedaan. [xv]  Eerder had beklaagde een ander lid van de Quint familie een oog uitgestoken, die daarna aan de verwonding en is overleden. 

Er wordt een zogenaamde zoenbrief opgesteld, waarin staat dat de dader en zijn familie zorgen voor een flinke financiële vergoeding voor de familie van het slachtoffer en dat de familie van het slachtoffer de dader vergeeft en zijn schuld kwijtscheldt en dat er geen wraak zal worden genomen. [xvi]  

De zaak Jan Spijcker, een executie in Amerongen [xvii]

Twee keer wordt de doodstraf met het zwaard geëist. In het ene geval is de dader voortvluchtig en gaat de executie niet door. Een jaar later wordt de doodstraf wel door het zwaard voltrokken op het schavot voor het stadhuis op de Hof. Een interessant geval, waaruit blijkt hoe hoogste rechtsmacht werkt in Amerongen en hoever de invloed van de van de heer van Amerongen reikt. Ene Jan Spijcker wordt voor een moord in Breukelen, veroordeeld en geëxecuteerd in Amerongen.

Hoewel het Hof van Utrecht competent is wordt de zaak behandeld in Amerongen, waar de dader is opgedoken. Margaretha Turnor besluit namens haar echtgenoot, de immer afwezige Godard Adriaan te delen in de kosten.  "Dat had hij er wel voor over om zijn bevoegdheid de hoge heerlijkheid uit te oefenen eens duidelijk te kunnen demonstreren, want zo'n gelegenheid deed zich maar weinig voor".

De herbergier van “De Keyserskroon” in Breukelen overlijdt op 30 maart 1687 aan de messteken die hij de avond daarvoor in zijn herberg heeft opgelopen. Als de vermoedelijke dader Jan Spijcker hoort van het overlijden neemt hij direct de benen en zoekt hij toevlucht in de herberg van Jan van Os inde Ginkel een afgelegen gebied ten noorden van Amerongen. 

De volgende dag al wordt hij daar op last van de vrouwe van Amerongen door de drost gearresteerd en gevangengezet worden in het raadhuis op de Hof, onder de permanente bewaking.  Omdat het misdrijf in Breukelen is gepleegd, valt het onder de jurisdictie van het Hof van Utrecht, Breukelen mag zoals de meeste gerechten geen recht doen in lijfsdelicten met de dood tot gevolg.  

De drost wordt daarom -al is het zondag- direct na de aanhouding naar het Hof gestuurd om naar de zaak te informeren. De drie leden van het Hof zijn al met de schuit naar Breukelen gevaren met een doctor en een chirurgijn. In Breukelen heeft dit team getuigenverklaringen opgenomen en een lijkschouwingsrapport opgesteld. Na de drost te hebben aangehoord stelt het Hof zich soepel op en is bereid de stukken ter beschikking te stellen mits er een schriftelijk verzoek van heer van Amerongen komt, de gerechtssecretaris krijgt daartoe direct opdracht.

De ondervraging van de verdachte

De dag daarna is het gerecht van Amerongen bijeen voor de ondervraging van verdachte en het horen van de getuigen. Getuigen verklaren dat Spijcker ruzie kreeg met een jongeman en toen door de waard buiten de deur is gezet. Maar 's avonds laat iemand hem weer binnen. Ik heb een mes in mijn zak gevonden, waarmee ik de herbergier heb verwond zegt Spijcker. Maar ik herinner me niet dat ik de waard van boven naar beneden in 't gezicht gesneden heb en daarna in het lichaam gestoken. Hij geeft toe dat hij onlangs elders buiten de deur is gezet en jaren geleden iemand "den beek heeft opgesneden". Ik ben toen onschuldig vastgezet, ik was wel bij het gevecht, maar dronken. 

Bekkesnijders 1620
Uit de stukken uit Utrecht blijkt dat de herbergier is aan een borstwond is gestorven, daarop wordt Spijcker opnieuw ondervraagd. Hij geeft toe hij als een beest tekeer is gegaan. Hij had de herbergier uitgemaakt voor dief, omdat hij consumpties dubbel op de rekening zette. Verder had hij gevloekt en de waard bedreigd. Ook nadat hij voor een derde maal buiten de deur was gezet, kwam Spijcker weer naar binnen gelopen, had hij z'n gelag betaald en was hij gaan zitten. 

Dat hij opnieuw was gaan schelden en vloeken, wist Jan Spijcker niet meer. Wel dat de waard naar hem was toegevlogen met een ontbloot mes en niet andersom. Daarna was de waard verdwenen in het kamertje achter de toog, schreeuwend dat hij gewond was. Dat Jan ook geprobeerd had een getuige te steken, was hem ontschoten. De bekentenissen werden zonder foltering verkregen, want er waren genoeg getuigen.

De eis van de drost, vonnis en executie

De drost eist de doodstraf met het zwaard en een schadevergoeding van fl. 80,- en de proceskosten, wegens manslag met een mes op de herbergier begaan. De zwaarte van de eis is beïnvloed door "de geschiedenis van vuiligheden van de verdachte". Het gerecht vraagt advies van rechtsgeleerden, ze adviseren de doodstraf met het zwaard. Zij voeren naast juridische overwegingen ook aan dat de goddelijke wetten deze straf eisen. Na goedkeuring van het advies door Margaretha, spreekt de schepenbank vonnis. Het vonnis wordt getekend door de gerechtsleden en de gemeentesecretaris tekent in opdracht van Margaretha namens de heer van Amerongen. Er worden twee brieven gestuurd. Eén naar de schout van Utrecht met het verzoek de beul en zijn twee dienaars toestemming te geven naar Amerongen te gaan voor de executie, en één naar de beul dat hij en z'n dienaars met de wagen gehaald worden. De drost zegt de gevangene de dood aan. Een timmerman krijgt opdracht in één dag het schavot op te bouwen voor het raadhuis en een doodskist te maken. 

Op 12 april om 10.00 uur arriveert de scherprechter met zijn assistenten. Nadat de dorpschirurgijn het haar van de gevangene heeft geknipt, wordt “d'executie nae driemael t klockje vant Raethuijs een quartier urs na den anderen geluijt hebbende volbracht". Daarop bedankt de chirurgijn van Breukelen uit naam van zijn hele gemeente drost en gerecht voor "... t goede soo na ziel als na lichaem aen de patient bewesen ..." en verzocht hem te mogen begraven, wat zoals gebruikelijk toegestaan wordt.

Vechten 

Vechten zit diep in de plattelandscultuur, de Staten van Utrecht hebben er midden 17e eeuw stevige boetes voor uitgevaardigd. Fl. 25,- voor vechten en slaan met de vuisten; fl. 100,- voor mestrekken tegen iemand of iets naar iemand gooien; fl.150,- voor bloedend verwonden van iemand en een dubbele boete vanaf een uur na zonsondergang tot zonsopgang. 
Ook in Amerongen met zijn vele herbergen en tapperijen vormen vechtpartijen het overgrote deel van de delicten, alleen de gevallen die voorkomen voor het gerecht worden geregistreerd dat zijn er in de 2e helft van de 17e eeuw zo’n 500.
Een 70 % van alle gedaagden over de periode 1635 tot 1794 zijn betrokken bij vechtpartijen [lijfsdelicten], gemiddeld tien stevige vechtpartijen per jaar. Is dat veel? Is het maar het topje van de ijsberg? De registratie vermeldt alleen die zaken, waarin men niet tot een schikking kon komen. Amerongen is een kleine gemeenschap van een 500 mensen, oud en jong bij elkaar, man en vrouw.  Nemen we de verdeling van de bevolking van 1850 als uitgangspunt, omdat die redelijk aansluit bij de bevolkingsomvang 200 jaar eerder dan is op een bevolking van 500 inwoners, een ruwe indicatie voor de cafégangers voor de leeftijdscategorie van 20-40 jaar 130 man.  Bij gemiddeld 10 stevige vechtpartijen per jaar, die de officiële stukken halen, is dus 8% van die groep daarbij betrokken. Ik vermoed dat we dit cijfer nu met enige verbazing bezien.
Van de vele herbergen en tapperijen is de Rooden Leeuw is de enige, die nog in bedrijf is als horecaonderneming. Het is overigens ook de oudste staande naast de oude Sint-Pieterskerk. Het oude hart van het dorp. In de 17e eeuw lag aan wat nu de Drostestraat heet en toen de Nederstraat “In de Wildeman”.
Aan de Overstraat lagen dan nog het Bonte Peerd, de Posthoorn en het wapen van Utrecht en de Roskam -eerder her Renpaard- naast het schouthuis. Aan de Lekdijk de “In de Veertig Gaarden” en buitendijks aan de weg naar het veer de herberg “Op den Duinen”.  Ook aan de Dwarsdijk op de Ginkel staat een herberg “In den Hulck”. Verder is er in de akten sprake van de herberg “In de Roden Haan”
.
Herberg de Zwaan
Op de Hof liggen de Helm, later de prins van Oranje genoemd met daar tegenover de herberg de Zwaan. De Zwaan staat tot het einde van de 19e eeuw vlak voor de ingang van de Andrieskerk. De Zwaan wordt eeuwen gerund door de koster van de Andrieskerk, hoewel kerkelijke inspecteurs over deze toestand vlak na de reformatie al opmerkingen maken duurt het bijna driehonderd jaar voordat de Zwaan wordt afgebroken.
Alcohol speelt onveranderlijk een rol, dat er dan ook bloed vloeit is niet zo verwonderlijk in een tijd waarin iedere man een mes op zak heeft.  De aanleiding is even onveranderlijk dat een van de vechters zich in zijn eer aangetast voelt, en daar geen ander antwoord op weet dan met de vuisten klaar te staan of een mes te trekken. Er hoeft maar iemand te roepen dat de ander liegt of geniepig te suggereren dat zijn vrouw het met een ander doet, of dat zijn familie niet veel voorstelt, of dat hij iets gedaan heeft wat niet helemaal door de beugel kan en de poppen zijn aan het dansen.
Het zijn niet alleen jongeren, die aan het vechten slaan, maar ook bestuurders en hun familieleden, eigenlijk de hele Amerongse extended family is er bij tijd en wijle bij betrokken. 
Als een verdachte de boete niet kan betalen kan een fysieke straf worden opgelegd. Dat overkomt een minderjarige. Zijn boete van fl. 150 voor een mesgevecht wordt omgezet in gevangenisstraf en te pronk staan. Eerst zet de drost hem acht dagen vast op water en brood, daarna moet hij een half uur op de Hof in het schandblok te pronk staan met een mes om zijn hals.
Een gekwetst eergevoel in zaken, in huwelijkstrouw of inzake de goede naam van de familie is zo onverdraaglijk dat er meteen iets aan gedaan moet worden.  Zoals op een oudjaarsavond wanneer een knecht de eer van een gegoede ingezetene behoorlijk heeft besmeurd. Hij heeft hem in het bijzijn van een man of tien ervan beschuldigd dat hij een schapendief is en dat hij in een jaar wel vijfentwintig lammeren had gestolen.

Vermogensdelicten zijn in Amerongen aan de lichte kant, zoals diefstal van gras of groente uit een veld, het weiden vaneen paard op andermans grond en stropen. Een bijzonder geval is een door de slachtoffers in scene gezette overval op het veerhuis. Een “hoogduitse jood “zou de schuldige zijn. Veerman en knecht doen aangifte van diefstal bij de drost. Er volgt een heel verhaal. Ze hebben mensen om het huis horen lopen met flambouwen, het huis wordt opengebroken en ze worden vastgebonden, vervolgens is het huis leeggehaald, er zijn veel gouden sieraden gestolen. Verdachte wordt echter door   meerdere getuigen in Doorn gesignaleerd ten tijde van het misdrijf.
Een daadwerkelijke vervolging van een zedenmisdrijf
komt één keer voor, defloraties komen regelmatig voor, alleen als het niet anders kan, wordt tot vervolging overgegaan. Zo klaagt een jonge dame een schaapherder aan, ze zegt “bevrucht te zijn geweest voor de ondertrouw”, ze heeft een kind ter wereld gebracht, dat zij tot nu toe op haar kosten heeft onderhouden, in de hoop dat de gedaagde, zoals hij haar meermaals heeft beloofd met haar zou trouwen, ze wil nu geld zien.

Toen Johan Verweij drost was 

Tijdens de ambtsperiode van drost Johan Verweij die duurt van 1634 tot 1661 is er sprake van enkele bijzondere gevallen, die tot voor het gerecht komen en wel moeten komen omdat ze veel opzien baren. Johan is stevig ingebed in het bestuur lijk netwerk van Amerongen. Naast drost is hij ook rentmeester van Zuilenstein en zoon van de gerechtssecretaris Huig Verweij. 
Hoewel zijn ambtsperiode relatief rustig is, speelt er bijzondere geval, dat kennelijk niet kan worden geschikt het betreft Cornelis Jansz Quint, het is september 1637 ten tijde van de kermis in Amerongen. Hoewel dat op het eerste gezicht de kermisfestiviteiten en een te grote alcoholconsumptie de aanleiding lijken voor de onheuse bejegening van de enkele jonge dames lijkt er meer aan de hand te zijn. Kees, laten we hem zo noemen is niet de eerste de beste, hij woont op de Nedereng in het gerecht Zuilenstein. In de liefde is hij niet opvallend gelukkig geweest. Hij is drie keer getrouwd, tweemaal trouwde hij dochters van Amerongse schouten.  Eenmaal trouwde hij met Wilhelmina van Harn dochter van Gerrit van Harn, een machtige schout, eerder een onderkoning van Amerongen. Tenslotte trouwt hij met Dirkje van Wageningen, dochter van Hendrick Jansen van Wageningen.  De gezeten inwoner van Amerongen, die de heer van Amerongen links liet liggen als kandidaat schout ten gunste van zijn zoon Gijsbert. Na dit huwelijk gaat het Kees voor de wind, hij wordt kerkmeester en procurator van Sint Barbara Broederschap te Amerongen. In die functie is hij aanwezig bij de verkoop van de goederen van de Broederschap aan de heer van Amerongen. Een van zijn zoons wordt schout van Zuilenstein en Leersum.  Maar nu september 1637 heeft Kees het kennelijk te bont gemaakt om de zaken in de doofpot te stoppen.
Op zaterdag de 12e september heeft hij zonder enige reden in de herberg de Prins van Oranje tegenover de kerk zijn nicht Steenbergen, de weduwe van Peter van Dulcken, een vooraanstaand burger van Amerongen een glas bier in het gezicht gegoten. Het weekend daarop, vrijdag de18e slaat hij “in toornige woede” Maagje de dochter van Cornelis Dircksz Pijsel, een zakenpartner van hem. De volgende dag overgiet hij na een scheldpartij een andere nicht Geertruit van Wageningen een van de dochters van de vorige drost. Dat pikt ze niet en samen met haar zus Metgen, die de herberg in de Veertig Gaarden aan de Dijk bestiert, treedt ze op als getuige voor het gerecht. Kees blijkt meer geschiedenis met drank te hebben maar getuigen zeggen dan dat ze niet hebben gehoord dat er ruzie was of dat er nog net niet gevochten is[xviii]

Verweij krijgt ook met een opvallend geval van kwaadspreken en laster te maken, een delict tegen de openbare orde. De weduwe van dominee Bosch beschuldigt de opvolger van haar man, de dominee Daniel van Hengel van kwaadspreken en laster over haar man. Het lijkt voor haar zelfs aanleiding te zijn Amerongen te verlaten, om overigens enige tijd later toch weer terug te keren.
Verder behandelt Johan overtredingen van de heerlijke rechten, die in handen zijn van de heer van Amerongen. Burgers van Amerongen mochten eerst na toestemming van de heer van Reede jagen of vissen, tegen betaling wel te verstaan. Toestemmnig van de heer was ook nodig om -tegen betaling- van de wind gebruik te mogen maken om molens te laten draaien. Bovendien had de heer het recht aan de bewoners van de heerlijkheid bepaalde verplichtingen op te leggen, zoals de gedwongen winkelnering koren op de molens van de heer te laten malen. Uiteindelijk waren ook alle molens zijn eigendom. De heer bezit verder het tolrecht op bepaalde wegen en het monopolie op het veer over de Rijn.
Het volgende geval gaat over een vergrijp tegenhet visrecht. Johan Verweij beschrijft in een tenlastelegging vandit geval dat hij “geaccompagneerd door de weledelgestrenge Heere van Amerongen is gaan wandelen op de landerijen omtrent het huis en de sloten van Amerongen”. Waar zij gezien hebben, dat "drie personen [zo ons onderricht is: onderdanen der hoge heerlijkheid Amerongen] met steeknetten ende verboden instrumenten zijn gaan vissen inde eigen besloten water ende visserijen". Veel later speelde er ook een typisch heerlijkheids delict; een Amerongse bakker wordt vervolgd, omdat hij twee zakken koren buiten de heerlijkheid heeft laten malen en niet door de Amerongse windmolen. De opvolger van Verweij treedt nadrukkelijk op namens "de vrouwe van Amerongen Margaretha Turnor". De bakker wordt in het vonnis met klem gemaand voortaan zijn koren op de Amerongse molen te laten malen. Verder mag hij twee verbeurde zakken meel mee terugnemen, maar tegen betaling.

Veel eerder, veel strenger

Veel eerder -in de extreem koude winter van 1556- zijn de regels [nog] zo streng dat nota bene de schout van Amerongen, de hoeder van het recht, zelf wordt beboet.
Sneeuwlandschap in de kleine ijstijd, Pieter Breughel den Ouden
Het is de eerwaarde jonker Johan van Zuylen, die wordt veroordeeld tot een boete van honderdvijtig gulden
, omdat hij de heerlijke rechten heeft geschonden. Hij heeft eikenbomen uit “zijns majesteitsbossen” gestolen[xix]. Achter deze misstap zit hoogstwaarschijnlijk een grote nood aan verwarming. Er is een kleine ijstijd gaande, de winters beginnen vaak al in november en duren tot aan april. In 1564 volgt een echte horror winter. De schrijver Daniël van Oostbroek[xx] beschrijft de situatie zeer treffend: “Velen braken hun huis af, zodat zij warm vuur mochten verwerven. Koetsen, banken, stoelen manden en korven, ja sommigen braken hun hele huizen in stukken. De kou was zo groot, dag en nacht.”  Dagelijks werden doodgevroren mensen langs de weg gevonden, ontelbare Nederlanders verloren vingers, tenen, oren of hun neus.
De extreem hevige kou is kennelijk geen excuus, zelfs niet voor de schout. Is het om een voorbeeld te stellen, om te laten zien dat ook de schout niet boven de wet staat? Johan is niet de enige, die in de winter met hout uit de bossen bij Amerongen in de weer is en daarvoor zwaar wordt gestraft.  De sanctie op zijn misstap is een zeer zware financiële boete, die hoewel niet gering, door hem waarschijnlijk wel is op te brengen. In de extreem koude winter van 1537[xxi]  steelt een inwoner van Amerongen hout uit het bos, hij is minder gelukkig en kan geen boete betalen, en wordt op de vrijdag voor kerst gegeseld op het Vredenburg. Hij is die winter niet de enige, ook twee weduwen stelen hout[xxii]

Bedelen en landlopen mag alleen met schriftelijke toestemming van het plaatselijke gerecht, het gaat anders om een zwaar delict, waarop straffen als geseling en verbanning staan.  Er trekken veel los arbeiders rond, die bedelend aan de kost proberen te komen.

Zigeunervrouwen met hun witte bern, Jeroen Bosch 1515

In de zomer van 1545[xxiii] komt een groep zigeuners na een lange voettocht uit Bohemen aan in Amerongen.  Ze komen uit klein Egypte zeggen ze en dragen naar ze zeggen Egyptische habijten. Het is hen eerder al strikt verboden zich in Amerongen op te houden, als recidivisten krijgen ze een van de zwaarste straffen op vagebonderen opgelegd, ze worden voor eeuwig verbannen uit Utrecht en hun leidsman wordt op het Vredenburg gegeseld, zijn baard en haren worden afgeschoren en zijn neus wordt gesplitst.


[i] De Edelman, Meulenhoff Amsterdam, p.7.
[ii] Jure gladii tractatus et de toparchis in ultrajectina CAP. XIII.  De Toparcha de Amerongen. P. 214-216.
[iii] HUA 1.1.1.02. 25-26 Hoge heerlijkheid aan Godard Adriaan van Reede in allodiaal bezit, 18 augustus 1676.
[iv] HUA, arch.nr. 1001, inv.nr. 361 Gijsbert van Reede, bezwaren tegen zijn benoeming, 1611.
[v] OAGA inv. nr. 1 fol: 18.
[vi] OAGA inv.nr. 1 fol: 138 taak gerechtsbode.
[vii] Pierson; reconstructie o.b.v. criminele rol en de 'politie-boeken' en Procederen voor den Hove van Utrecht.
[viii] Ulricus Huber, "Heedendaegse Rechtsgeleertheijt": In Amerongen werd voorkomen dat gedaagden moesten worden vrijgesproken wegens het staken van de stemmen door het benoemen van een oneven aantal rechters (2 burgemeesters+ 5 schepenen).
[ix] Enny de Bruin De hoeve en het Hart Prometheus Amsterdam 2019, p. 78.
x] J. van de Water, Groot placaatboek II, 1178. Januari 2018, H.W.G. van Schaik p.48. Ibid. B.C. de Savornin Lohman, De bestuursinrichting van gewest, stad en platteland van Utrecht, 262
[xi] H.W.G. van Schaik In de maat en uit de pas Utrechtse dorpsbesturen 1780-1830 10 januari 2018, door p.81.
[xii] Generale Ordonnantie Staten van Utrecht 28-01-1686 m.b.t. heffing en invordering van belastingen, waarin taak, werkwijze en div. emolumenten van schout-gadermeester en secretaris worden geregeld.
[xiii] R. Mulder, Maarssen: wie was er aan de macht in .1747, Historische kring Maarssen, 35 (2008) nr. 1.
[xiv] In de instructie van drost Hardenbergh (1694): geen accoord zonder de toestemming van het gerecht. RAU HAA inv.nr.III 40 OAGA inv.nr. 1 fol:149 Het schikken blijkt o.m. uit een kostendeclaratie van de drost uit 1681 en uit RAU Dorp inv. nr. 123 1717.
xv] 1575 19/7 [HUA RA 188-6].
[xvi] Enny de Bruin De hoeve en het Hart Prometheus Amsterdam 2019, p. 78
[xvii] B. Barelds TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN, jrg. 15, nr. 1, 2000.
[xviii] 12-6-1632; 7-5-1635. [124]
[xix] HUA RA 99-2 nr. 206/207 1556 9/1: Jan v Zuylen Dierickx schout: diefstal eykenbomen ‘smajesteyts bosschen, boete 150,-
[xx] https://isgeschiedenis.nl/nieuws/horrorwinters-tijdens-de-kleine-ijstijd-afgevroren-vingers-hongersnoden
[xxi] Nieuwenhuis G.T. Zutphen. p.461Europa ondervond zware Winters In de jaren 1537, 1543 en 1544: in 1570
xxii] HUA RA 99-1 nr 149 1537 13/1: A Jacobsz stal hout uit het bosch, vrydachs voir korsmisse jl; wordt gegeseld opt Vreeburch; HUA RA 99-1 nr 150 1537 30/1 Henricgen wedue en Aeltgen Vermeer wedue, hebben hout gestolen uyt het bos te Amerongen op Vrydach voir Korsmisse jl
[xxiii] HUA RA 99-2 nr 56 1545 20/7 Mr Joryaen uyt Cleyn Egypten, geb Piernaecken int lant van Mijsen [Pirna, kreiz Meissen], sedert lange jaren gelopen hebbende mit vagabunden die men noempt egyptenaers, het habyt ende de clederen van deselve Egyptenaers dragende.


Reacties