Heerlijke Orde
In de 16e en 17e eeuw was de rechtspraak heel dichtbij
de burger. Het gerechtsgebouw van Amerongen stond in het hart van het dorp. Als
de bode op maandagochtend iedere 14 dagen het klokje op het gerecht luidde kon
je de drost en de schepenen over de Hof aan zien komen lopen om zitting te gaan
houden. Over het algemeen is het rustig in gerechtelijk Amerongen, op een
aantal bijzondere gevallen na.
Verreweg het meest voorkomende delict is het vechten in en rond de vele herbergen en tapperijen. Dit soort kleine misdaden wordt in de regel door de drost geschikt buiten de schepenen om. Een proces wordt zo voorkomen, er wordt al genoeg gekletst.
Plattelands gerechten moeten doorgaans het uitspreken
van de doodstraf aan gewestelijke Hoven overlaten. Amerongen is als hoge
heerlijkheid een uitzondering op die regel.
Hoe keek Belle van Zuilen daar tegenaan? Hoe werd Amerongen eigenlijk een hoge heerlijkheid? Waarom wilde een heer van Amerongen dat zijn zoon drost werd? Waarom stond er een galg hoog in het zicht? Met welke delicten kwam een drost in de 17e eeuw in aanraking?
Deze vragen worden belicht in het nu volgende artikel,
dat een deel is uit een reeks van artikelen over Amerongen in de middeleeuwen,
die met enige regelmaat zullen verschijnen op dit blog, uitmondend in een over
all publicatie.
Links het gerechtsgebouw, daarnaast het schoutenhuis, 16e eeuw |
Belle van Zuylen spreekt zich uit over de hoge heerlijkheid
“Hij zou nooit op de gedachte zijn gekomen dat hij zijn bezit beter kon gebruiken en zijn kinderen iets zinvollers na te laten dan het lagere en hogere gerecht”, schrijft Belle. [i]
Het verhaal, dat de edelman heet is een persiflage op de Nederlandse edelman. Het is behoorlijk kritisch en haar vader probeert zelfs de publicatie ervan te voorkomen. Belle heeft het over de hoge heerlijkheid als de kers op de taart van de macht van de plattelandsadel.
Hoge Heerlijkheid klinkt ook lekker afgaande op het aantal restaurants met de naam hoge heerlijkheid. Ook in Amerongen bestond een restaurant met die naam, waar het best goed toeven was.
Belle weet heel goed waar ze het over heeft, al was het maar omdat ze een afstammelinge is van de van Zuylens, die al in de 13e eeuw neerstreken in Amerongen en Wijk bij Duurstede.
De familie van Zuylen van Abcoude heeeft als één van de twee heren van Amerongen eeuwenlang de hoogste rechtsmacht tot dat die via Philips II bij Goert van Reede terecht komt in 1557.
1676: feestje: hoge heerlijkheid wordt erfelijk
De secretaris van de Staten heeft een vergulde zilveren doos laten maken waarin de akte zal worden aangeboden. In plaats de ceremonie uit te stellen tot de terugkomst van de toekomstige vrijheer, besluit de secretaris na overleg met hem dat zijn vrouw Margaretha Turnor de akte in ontvangst zal nemen. Godard van Reede verblijft op dat moment als extraordinair gecommitteerde in Bremen.
De heren komen ’s avonds laat enigszins aangeschoten aan in Utrecht, vlak voordat de stadspoorten gesloten worden.
De galg, symbool van de hoge heerlijkheid
De Galgeberg Amerongen
De heer benoemt zijn zoon tot drost
Het gerechtsbestuur en de bevolking van Amerongen zijn mondig genoeg om hun ongenoegen kenbaar te maken als de heer naar hun gevoel over de schreef gaat. Dat blijkt onder meer uit het volgende geval[iv].
Nadat Frederik ter ore is gekomen dat het draagvlak voor de benoeming van zijn zoon ontbreekt bij het gerechtsbestuur, draagt hij de gerechtsbode op de bestuursleden bij hem op het kasteel te ontbieden.
En zo komt het dat, de schout namens de domproost -de medeheer van Amerongen- ,twee schepenen en de gerechtssecretaris komen opdraven.
Frederik vraagt de leden van het gerecht wat het bezwaar is om met zijn zoon, “de bank te spannen ende recht ende justitie te administreren”.
Aalt zegt dat als mijnheer de oorzaak begeert te weten, dat hij die uit naam van de schepenen hier tegenwoordig zal geven.
Aalt geeft vervolgens aan dat het gerecht geen twee drosten kan onderhouden.
Waarop Frederik zegt: “Ziet goede mannen, ik weet van geen Hendrick Janse”. “Het hemd is mij nader als de rok. Ik stel Gijsbert als drost voor en beveel u lieden dat ook gij hem als zodanig wilt erkennen, houden, aannemen en naar behoren respecteren”.
Frederik van Reede 1550-1611
De opdracht van de heer en het raadhuisklokje
De heer van Amerongen geeft de schepenen
de boodschap mee, “dat hij ze van tijd tot tijd zal bevelen de vierschaar te
spannen en te manen tot vonnissen van allerhande misdadigers”.[v]
Iedere twee weken is er op maandagochtend
om negen uur zitting van het gerecht om recht te doen. Even daarvoor luidt de
bode het raadhuisklokje en zet hij de zandloper. Als die is uitgelopen moeten
drost, schepenen en secretaris in de raadskamer zijn. Wie er dan niet is krijgt
enkele stuivers boete, die in een stenen varken gaan voor de borrel op
nieuwjaarsdag. [vi]
Raadhuis met het klokje |
Schepenbank, Piershil 1650
De drost heeft de zitting voorbereid en de aangiften onderzocht. Bij voldoende bewijs informeert hij de schepenen schriftelijk. De schepenen zijn -net als nu gemeenteraadsleden en kamerleden- niet vlug tevreden met de bewijzen en vragen regelmatig om meer. [vii] Bij het begin van de zitting beschrijft de drost het delict en motiveert hij zijn eis; daarna worden beschuldigde en getuigen ondervraagd door de schepenen.
Hoe de oordeelsvorming bij het gerecht precies tot
stand komt, blijft "het geheim van de raadskamer"[viii]
Rechtspreken in een kleine gemeenschap als Amerongen
is een hachelijke zaak. Schepenen en verdachten kennen elkaar meestal, dat komt
de objectiviteit niet ten goede en roept spanning op, zeker bij een
persoonlijke of een familierelatie. Een gedaagde kan weigeren de gerechtskamer
in te gaan, als hij daar de schepen ziet zitten, die hem heeft aangegeven.
Getuigen in een zaak over dorpsgenoten weten wat hun
te doen staat: zorgen dat er zó veel onduidelijkheid ontstaat over de precieze
toedracht van de zaak dat niemand nog weet wie er nu begonnen is, of er sprake
was van boze opzet. Getuigen zijn weinig mededeelzaam. Deze zwijgcultuur maakt
het aannemelijk, dat de dossiers van de schepenbanken onvolledig zijn. De
ooggetuigen leggen weliswaar een verklaring af, maar dat leidt in de meeste
gevallen niet tot verdere vervolging, omdat er geen duidelijke aanklacht kan
worden geformuleerd. Het lijkt erop dat de schepenen in zulke gevallen zelfs
een beetje meewerken, dat ze waar ze kunnen de dader het voordeel van de
twijfel geven en er in elk geval niet op uit zijn om vervolging in te stellen.
Velen getuigen leggen verklaringen af, ze vertellen uitvoerig de triviaalste
details, maar op de punten waar het erop aankomt sluiten ze de gelederen en
weten zich niets meer te herinneren. Niemand van de dorpsgenoten heeft precies
gehoord welke scheldwoorden er gebruikt zijn, niemand weet wie de eerste
vuistslag uitdeelde, of waar het mes vandaan kwam, of wie de meest venijnige
steek toebracht. Dat komt: de kaars woei net uit, zodat het ineens donker was.
Of ze waren juist vertrokken. Of ze zaten in een andere hoek van de kamer en
konden niet goed horen wat er gezegd werd. Of ze gingen net even een plasje
doen op de dijk. Dat soort dingen. [ix]
De gemeenschap beschermen, dat is wat ze doen, want
zodra de geweldplegers geen dorpsgenoten of bekenden, maar voorbijtrekkende
soldaten of andere buitenstaanders zijn, hebben de getuigen ineens wél precies
gezien hoe het allemaal gegaan is." Met die buitenstaanders en hun familie
hoeven ze immers niet verder te leven, nadat het recht zijn loop heeft gehad.
Hoe de oordeelsvorming bij het gerecht precies tot
stand komt, blijft "het geheim van de raadskamer"[viii]
Rechtspreken in een kleine gemeenschap als Amerongen
is een hachelijke zaak. Schepenen en verdachten kennen elkaar meestal, dat komt
de objectiviteit niet ten goede en roept spanning op, zeker bij een
persoonlijke of een familierelatie. Een gedaagde kan weigeren de gerechtskamer
in te gaan, als hij daar de schepen ziet zitten, die hem heeft aangegeven.
Getuigen in een zaak over dorpsgenoten weten wat hun
te doen staat: zorgen dat er zó veel onduidelijkheid ontstaat over de precieze
toedracht van de zaak dat niemand nog weet wie er nu begonnen is, of er sprake
was van boze opzet. Getuigen zijn weinig mededeelzaam. Deze zwijgcultuur maakt
het aannemelijk, dat de dossiers van de schepenbanken onvolledig zijn. De
ooggetuigen leggen weliswaar een verklaring af, maar dat leidt in de meeste
gevallen niet tot verdere vervolging, omdat er geen duidelijke aanklacht kan
worden geformuleerd. Het lijkt erop dat de schepenen in zulke gevallen zelfs
een beetje meewerken, dat ze waar ze kunnen de dader het voordeel van de
twijfel geven en er in elk geval niet op uit zijn om vervolging in te stellen.
Velen getuigen leggen verklaringen af, ze vertellen uitvoerig de triviaalste
details, maar op de punten waar het erop aankomt sluiten ze de gelederen en
weten zich niets meer te herinneren. Niemand van de dorpsgenoten heeft precies
gehoord welke scheldwoorden er gebruikt zijn, niemand weet wie de eerste
vuistslag uitdeelde, of waar het mes vandaan kwam, of wie de meest venijnige
steek toebracht. Dat komt: de kaars woei net uit, zodat het ineens donker was.
Of ze waren juist vertrokken. Of ze zaten in een andere hoek van de kamer en
konden niet goed horen wat er gezegd werd. Of ze gingen net even een plasje
doen op de dijk. Dat soort dingen. [ix]
De gemeenschap beschermen, dat is wat ze doen, want
zodra de geweldplegers geen dorpsgenoten of bekenden, maar voorbijtrekkende
soldaten of andere buitenstaanders zijn, hebben de getuigen ineens wél precies
gezien hoe het allemaal gegaan is." Met die buitenstaanders en hun familie
hoeven ze immers niet verder te leven, nadat het recht zijn loop heeft gehad.
Drost, dienaar, die zijn eigen broek moet ophouden
De drost wordt benoemd door de heer. Hij is de schakel tussen de heer en het gerecht. Dat maakt hem invloedrijk en kwetsbaar tegelijkertijd. De inwoners bezien hem met een zekere achterdocht door de verschillende belangen die hij vertegenwoordigt.
Hij geeft niet alleen leiding aan het bestuur
van het dorp, maar is ook openbaar aanklager en hoogste
politiefunctionaris. Als toezichthouder op de belastinginning is hij
niet per definitie populair bij de bevolking.[x] Daar komt nog bij dat het verdienmodel
van het drostenambt niet per se is gericht op het belang van de burger. Hij
betaalt de heer pacht om zijn functie te mogen uitoefenen en die pacht moet
verdiend worden.[xi] Een deel van zijn verdiensten
komt uit de “gage en emolumenten” voor de inning van de belasting, een ander
deel komt uit boetes, die hij aan de burgers oplegt in de civiele en criminele
rechtspraak. [xii] Een
deel van de boetes moet de drost afdragen aan de predikant voor de
armen zorg.
De drost is dus in zaken, het verwerven van het ambt is een persoonlijke investering, waarvoor twee acceptabele, vermogende burgers zich garant moeten stellen. [xiii] Dit verdienmodel levert een perverse prikkel op, om een verdachte zonder tussenkomst van de schepenen onder druk te zetten door een gefingeerde aanklacht. Dat kan uitmonden in machtsmisbruik om de verdachte maar snel te laten instemmen met een schikkingsbedrag en onterecht hoge boeten. In hoeverre te hoge boeten worden opgelegd, kan worden afgeleid van de berekening van de proceskosten, die een veroordeelde moet betalen. Het komt regelmatig voor dat bezwaar wordt gemaakt tegen de hoogte van de kosten. De schepenen beoordelen in dat geval de declaratie van de drost en schrappen de kosten voor spijs en drank nogal eens. [xiv]
Een goede rechtsgang wordt verzekerd, doordat twee schepenen mediëren tussen drost en gedaagde om tot een akkoord te komen; hierover doen ze verslag aan het gerecht.
Zoenbrief en schikken
Hoewel omstreden is het bij kleine misdaden eerder regel dat er wordt geschikt buiten de schepenen om. Bij vechtpartijen is het gebruikelijk dat wordt geschikt en direct een vechtboete wordt opgelegd en betaald aan de drost. In criminele zaken in het algemeen wordt ook regelmatig een schikking, getroffen om een proces te vermijden. Dat komt omdat iedereen elkaar kent, men wil geen malheur en dorpsroddel, er wordt al genoeg gekletst. Een win-win situatie dus voor de verdachte en de drost, die kan de boete snel incasseren.
Een schikking komt zelfs bij doodslag voor. Een jongeman heeft de twaalfjarige dochter van Anthonis Jansz Quint zo met een bijl mishandeld dat ze eraan is gestorven. Anthonis de vader ontvangt vijftig gulden als genoegdoening, waarmee de zaak is afgedaan. [xv] Eerder had beklaagde een ander lid van de Quint familie een oog uitgestoken, die daarna aan de verwonding en is overleden.
Er wordt een zogenaamde zoenbrief opgesteld, waarin staat dat de dader en zijn familie zorgen voor een flinke financiële vergoeding voor de familie van het slachtoffer en dat de familie van het slachtoffer de dader vergeeft en zijn schuld kwijtscheldt en dat er geen wraak zal worden genomen. [xvi]
De zaak Jan Spijcker, een executie in Amerongen [xvii]
Twee keer wordt de doodstraf met het zwaard geëist. In het ene geval is de dader voortvluchtig en gaat de executie niet door. Een jaar later wordt de doodstraf wel door het zwaard voltrokken op het schavot voor het stadhuis op de Hof. Een interessant geval, waaruit blijkt hoe hoogste rechtsmacht werkt in Amerongen en hoever de invloed van de van de heer van Amerongen reikt. Ene Jan Spijcker wordt voor een moord in Breukelen, veroordeeld en geëxecuteerd in Amerongen.
Hoewel het Hof van Utrecht competent is wordt de zaak behandeld in Amerongen, waar de dader is opgedoken. Margaretha Turnor besluit namens haar echtgenoot, de immer afwezige Godard Adriaan te delen in de kosten. "Dat had hij er wel voor over om zijn bevoegdheid de hoge heerlijkheid uit te oefenen eens duidelijk te kunnen demonstreren, want zo'n gelegenheid deed zich maar weinig voor".
De herbergier van “De Keyserskroon” in Breukelen overlijdt op 30 maart 1687 aan de messteken die hij de avond daarvoor in zijn herberg heeft opgelopen. Als de vermoedelijke dader Jan Spijcker hoort van het overlijden neemt hij direct de benen en zoekt hij toevlucht in de herberg van Jan van Os inde Ginkel een afgelegen gebied ten noorden van Amerongen.
De volgende dag al wordt hij daar op last van de vrouwe van Amerongen door de drost gearresteerd en gevangengezet worden in het raadhuis op de Hof, onder de permanente bewaking. Omdat het misdrijf in Breukelen is gepleegd, valt het onder de jurisdictie van het Hof van Utrecht, Breukelen mag zoals de meeste gerechten geen recht doen in lijfsdelicten met de dood tot gevolg.
De drost wordt daarom -al is het zondag- direct na de aanhouding naar het Hof gestuurd om naar de zaak te informeren. De drie leden van het Hof zijn al met de schuit naar Breukelen gevaren met een doctor en een chirurgijn. In Breukelen heeft dit team getuigenverklaringen opgenomen en een lijkschouwingsrapport opgesteld. Na de drost te hebben aangehoord stelt het Hof zich soepel op en is bereid de stukken ter beschikking te stellen mits er een schriftelijk verzoek van heer van Amerongen komt, de gerechtssecretaris krijgt daartoe direct opdracht.
De ondervraging van de verdachte
De dag daarna is het gerecht van Amerongen bijeen voor de ondervraging van verdachte en het horen van de getuigen. Getuigen verklaren dat Spijcker ruzie kreeg met een jongeman en toen door de waard buiten de deur is gezet. Maar 's avonds laat iemand hem weer binnen. Ik heb een mes in mijn zak gevonden, waarmee ik de herbergier heb verwond zegt Spijcker. Maar ik herinner me niet dat ik de waard van boven naar beneden in 't gezicht gesneden heb en daarna in het lichaam gestoken. Hij geeft toe dat hij onlangs elders buiten de deur is gezet en jaren geleden iemand "den beek heeft opgesneden". Ik ben toen onschuldig vastgezet, ik was wel bij het gevecht, maar dronken.
Bekkesnijders 1620
Uit de stukken uit Utrecht blijkt dat de herbergier
is aan een borstwond is gestorven, daarop wordt Spijcker opnieuw ondervraagd.
Hij geeft toe hij als een beest tekeer is gegaan. Hij had de herbergier
uitgemaakt voor dief, omdat hij consumpties dubbel op de rekening zette. Verder
had hij gevloekt en de waard bedreigd. Ook nadat hij voor een derde maal buiten
de deur was gezet, kwam Spijcker weer naar binnen gelopen, had hij z'n gelag
betaald en was hij gaan zitten.
Dat hij opnieuw was gaan schelden en vloeken, wist Jan Spijcker niet meer. Wel dat de waard naar hem was toegevlogen met een ontbloot mes en niet andersom. Daarna was de waard verdwenen in het kamertje achter de toog, schreeuwend dat hij gewond was. Dat Jan ook geprobeerd had een getuige te steken, was hem ontschoten. De bekentenissen werden zonder foltering verkregen, want er waren genoeg getuigen.
De eis van de drost, vonnis en executie
De drost eist de doodstraf met het zwaard en een schadevergoeding van fl. 80,- en de proceskosten, wegens manslag met een mes op de herbergier begaan. De zwaarte van de eis is beïnvloed door "de geschiedenis van vuiligheden van de verdachte". Het gerecht vraagt advies van rechtsgeleerden, ze adviseren de doodstraf met het zwaard. Zij voeren naast juridische overwegingen ook aan dat de goddelijke wetten deze straf eisen. Na goedkeuring van het advies door Margaretha, spreekt de schepenbank vonnis. Het vonnis wordt getekend door de gerechtsleden en de gemeentesecretaris tekent in opdracht van Margaretha namens de heer van Amerongen. Er worden twee brieven gestuurd. Eén naar de schout van Utrecht met het verzoek de beul en zijn twee dienaars toestemming te geven naar Amerongen te gaan voor de executie, en één naar de beul dat hij en z'n dienaars met de wagen gehaald worden. De drost zegt de gevangene de dood aan. Een timmerman krijgt opdracht in één dag het schavot op te bouwen voor het raadhuis en een doodskist te maken.
Op 12 april om 10.00 uur arriveert de scherprechter met zijn assistenten. Nadat de dorpschirurgijn het haar van de gevangene heeft geknipt, wordt “d'executie nae driemael t klockje vant Raethuijs een quartier urs na den anderen geluijt hebbende volbracht". Daarop bedankt de chirurgijn van Breukelen uit naam van zijn hele gemeente drost en gerecht voor "... t goede soo na ziel als na lichaem aen de patient bewesen ..." en verzocht hem te mogen begraven, wat zoals gebruikelijk toegestaan wordt.
Vechten
Vechten zit
diep in de plattelandscultuur,
de Staten van Utrecht hebben er midden 17e eeuw stevige boetes voor uitgevaardigd.
Fl. 25,- voor vechten en slaan met de vuisten; fl. 100,- voor mestrekken tegen
iemand of iets naar iemand gooien; fl.150,- voor bloedend verwonden van iemand
en een dubbele boete vanaf een uur na zonsondergang tot zonsopgang.
Ook in
Amerongen met zijn vele herbergen en tapperijen vormen vechtpartijen het
overgrote deel van de delicten, alleen de gevallen die voorkomen voor het
gerecht worden geregistreerd dat zijn er in de 2e helft van de 17e
eeuw zo’n 500.
Een 70 % van
alle gedaagden over de periode 1635 tot 1794 zijn betrokken bij vechtpartijen
[lijfsdelicten], gemiddeld tien stevige vechtpartijen per jaar. Is dat veel? Is
het maar het topje van de ijsberg? De registratie vermeldt alleen die zaken,
waarin men niet tot een schikking kon komen. Amerongen is een kleine
gemeenschap van een 500 mensen, oud en jong bij elkaar, man en vrouw. Nemen we de verdeling van de bevolking van
1850 als uitgangspunt, omdat die redelijk aansluit bij de bevolkingsomvang 200
jaar eerder dan is op een bevolking van 500 inwoners, een ruwe indicatie voor
de cafégangers voor de leeftijdscategorie van 20-40 jaar 130 man. Bij gemiddeld 10 stevige vechtpartijen per
jaar, die de officiële stukken halen, is dus 8% van die groep daarbij betrokken.
Ik vermoed dat we dit cijfer nu met enige verbazing bezien.
Van de vele
herbergen en tapperijen is de Rooden Leeuw is de enige, die nog in bedrijf is
als horecaonderneming. Het is overigens ook de oudste staande naast de oude
Sint-Pieterskerk. Het oude hart van het dorp. In de 17e eeuw lag aan
wat nu de Drostestraat heet en toen de Nederstraat “In de Wildeman”.
Aan de
Overstraat lagen dan nog het Bonte Peerd, de Posthoorn en het wapen van Utrecht
en de Roskam -eerder her Renpaard- naast het schouthuis. Aan de Lekdijk de “In
de Veertig Gaarden” en buitendijks aan de weg naar het veer de herberg “Op den
Duinen”. Ook aan de Dwarsdijk op de
Ginkel staat een herberg “In den
Hulck”. Verder is er in de akten sprake van de herberg “In de Roden Haan”.
Herberg de Zwaan
Op de Hof liggen
de Helm, later de prins van Oranje genoemd met daar tegenover de herberg de Zwaan.
De Zwaan staat tot het einde van de 19e eeuw vlak voor de ingang van
de Andrieskerk. De Zwaan wordt eeuwen gerund door de koster van de Andrieskerk,
hoewel kerkelijke inspecteurs over deze toestand vlak na de reformatie al
opmerkingen maken duurt het bijna driehonderd jaar voordat de Zwaan wordt
afgebroken.
Alcohol
speelt onveranderlijk een rol, dat er dan ook bloed vloeit is niet zo
verwonderlijk in een tijd waarin iedere man een mes op zak heeft. De aanleiding is even onveranderlijk dat een
van de vechters zich in zijn eer aangetast voelt, en daar geen ander antwoord
op weet dan met de vuisten klaar te staan of een mes te trekken. Er hoeft maar
iemand te roepen dat de ander liegt of geniepig te suggereren dat zijn vrouw
het met een ander doet, of dat zijn familie niet veel voorstelt, of dat hij
iets gedaan heeft wat niet helemaal door de beugel kan en de poppen zijn aan
het dansen.
Het zijn niet
alleen jongeren, die aan het vechten slaan, maar ook bestuurders en hun familieleden,
eigenlijk de hele Amerongse extended family is er bij tijd en wijle bij
betrokken.
Als een verdachte
de boete niet kan betalen kan een fysieke straf worden opgelegd. Dat overkomt een
minderjarige. Zijn boete van fl. 150 voor een mesgevecht wordt omgezet in
gevangenisstraf en te pronk staan. Eerst zet de drost hem acht dagen vast op
water en brood, daarna moet hij een half uur op de Hof in het schandblok te
pronk staan met een mes om zijn hals.
Een gekwetst
eergevoel in zaken, in
huwelijkstrouw of inzake de goede naam van de familie is zo onverdraaglijk dat
er meteen iets aan gedaan moet worden. Zoals
op een oudjaarsavond wanneer een knecht de eer van een gegoede ingezetene
behoorlijk heeft besmeurd. Hij heeft hem in het bijzijn van een man of tien
ervan beschuldigd dat hij een schapendief is en dat hij in een jaar wel
vijfentwintig lammeren had gestolen.
Vermogensdelicten zijn in Amerongen aan de lichte kant,
zoals diefstal van gras of groente uit een veld, het weiden vaneen paard op
andermans grond en stropen. Een bijzonder geval is een door de slachtoffers in
scene gezette overval op het veerhuis. Een “hoogduitse jood “zou de schuldige
zijn. Veerman en knecht doen aangifte van diefstal bij de drost. Er volgt een
heel verhaal. Ze hebben mensen om het huis horen lopen met flambouwen, het huis
wordt opengebroken en ze worden vastgebonden, vervolgens is het huis
leeggehaald, er zijn veel gouden sieraden gestolen. Verdachte wordt echter door meerdere getuigen in Doorn gesignaleerd ten
tijde van het misdrijf.
Een daadwerkelijke
vervolging van een zedenmisdrijf
komt één keer voor, defloraties komen regelmatig voor, alleen als het niet
anders kan, wordt tot vervolging overgegaan. Zo klaagt een jonge dame een
schaapherder aan, ze zegt “bevrucht te zijn geweest voor de ondertrouw”,
ze heeft een kind ter wereld gebracht, dat zij tot nu toe op haar kosten heeft
onderhouden, in de hoop dat de gedaagde, zoals hij haar meermaals heeft beloofd
met haar zou trouwen, ze wil nu geld zien.
Toen Johan Verweij drost was
Tijdens de
ambtsperiode van drost Johan Verweij die duurt van 1634 tot 1661 is er sprake
van enkele bijzondere gevallen, die tot voor het gerecht komen en wel moeten
komen omdat ze veel opzien baren. Johan is stevig ingebed in het bestuur lijk
netwerk van Amerongen. Naast drost is hij ook rentmeester van Zuilenstein en
zoon van de gerechtssecretaris Huig Verweij.
Hoewel zijn ambtsperiode
relatief rustig is, speelt er bijzondere geval, dat kennelijk niet kan worden
geschikt het betreft Cornelis Jansz Quint, het is september 1637 ten tijde van
de kermis in Amerongen. Hoewel dat op het eerste gezicht de kermisfestiviteiten
en een te grote alcoholconsumptie de aanleiding lijken voor de onheuse
bejegening van de enkele jonge dames lijkt er meer aan de hand te zijn. Kees,
laten we hem zo noemen is niet de eerste de beste, hij woont op de Nedereng in
het gerecht Zuilenstein. In de liefde is hij niet opvallend gelukkig geweest.
Hij is drie keer getrouwd, tweemaal trouwde hij dochters van Amerongse schouten.
Eenmaal trouwde hij met Wilhelmina van
Harn dochter van Gerrit van Harn, een machtige schout, eerder een onderkoning
van Amerongen. Tenslotte trouwt hij met Dirkje van Wageningen, dochter van Hendrick Jansen van Wageningen.
De gezeten inwoner van Amerongen, die de heer van Amerongen links liet
liggen als kandidaat schout ten gunste van zijn zoon Gijsbert. Na dit huwelijk gaat
het Kees voor de wind, hij wordt kerkmeester en procurator van Sint Barbara
Broederschap te Amerongen. In die functie is hij aanwezig bij de verkoop van de
goederen van de Broederschap aan de heer van Amerongen. Een van zijn zoons
wordt schout van Zuilenstein en Leersum.
Maar nu september 1637 heeft Kees het kennelijk te bont gemaakt om de
zaken in de doofpot te stoppen.
Op zaterdag
de 12e september heeft hij zonder enige reden in de herberg de Prins
van Oranje tegenover de kerk zijn nicht Steenbergen, de weduwe van Peter van
Dulcken, een vooraanstaand burger van Amerongen een glas bier in het gezicht
gegoten. Het weekend daarop, vrijdag de18e slaat hij “in toornige
woede” Maagje de dochter van Cornelis Dircksz Pijsel, een zakenpartner van hem.
De volgende dag overgiet hij na een scheldpartij een andere nicht Geertruit van
Wageningen een van de dochters van de vorige drost. Dat pikt ze niet en samen met
haar zus Metgen, die de herberg in de Veertig Gaarden aan de Dijk bestiert,
treedt ze op als getuige voor het gerecht. Kees blijkt meer geschiedenis met drank te
hebben maar getuigen zeggen dan dat ze niet hebben gehoord dat er ruzie was of
dat er nog net niet gevochten is[xviii].
Verweij
krijgt ook met een opvallend geval van kwaadspreken en laster te maken, een delict tegen de
openbare orde. De weduwe van dominee Bosch beschuldigt de opvolger van haar man, de dominee Daniel van Hengel van kwaadspreken
en laster over haar man. Het lijkt voor haar zelfs aanleiding te
zijn Amerongen te verlaten, om overigens enige tijd later toch weer terug
te keren.
Verder behandelt Johan overtredingen van de heerlijke rechten, die in handen zijn van de heer
van Amerongen. Burgers van Amerongen mochten eerst na toestemming van de heer van Reede jagen of vissen, tegen betaling wel te verstaan. Toestemmnig van de heer was ook nodig om -tegen betaling- van de wind gebruik te mogen maken om molens te laten draaien. Bovendien had de heer het recht aan de bewoners van de heerlijkheid
bepaalde verplichtingen op te leggen, zoals de gedwongen winkelnering koren op de
molens van de heer te laten malen. Uiteindelijk waren ook alle molens zijn
eigendom. De heer bezit verder het tolrecht op bepaalde wegen en het monopolie op
het veer over de Rijn.
Het volgende geval gaat over een vergrijp tegenhet visrecht. Johan Verweij
beschrijft in een tenlastelegging vandit geval dat hij “geaccompagneerd door de weledelgestrenge
Heere van Amerongen is gaan wandelen op de landerijen omtrent het huis en de sloten
van Amerongen”. Waar zij gezien hebben, dat "drie personen [zo ons onderricht is:
onderdanen der hoge heerlijkheid Amerongen] met steeknetten ende verboden instrumenten
zijn gaan vissen inde eigen besloten water ende visserijen". Veel later speelde er
ook een typisch heerlijkheids delict; een Amerongse bakker wordt vervolgd, omdat
hij twee zakken koren buiten de heerlijkheid heeft laten malen en niet door de
Amerongse windmolen. De opvolger van Verweij treedt nadrukkelijk op namens "de vrouwe van Amerongen Margaretha Turnor". De bakker wordt in het vonnis met klem gemaand voortaan zijn
koren op de Amerongse molen te laten malen. Verder mag hij twee verbeurde
zakken meel mee terugnemen, maar tegen betaling.
Veel eerder, veel strenger
Veel eerder -in de extreem koude winter van 1556- zijn
de regels [nog] zo streng dat nota bene de schout van Amerongen, de hoeder van het recht, zelf wordt beboet.
Sneeuwlandschap in de kleine ijstijd, Pieter Breughel den Ouden
Het is de eerwaarde jonker Johan van Zuylen, die wordt veroordeeld tot een boete van honderdvijtig gulden, omdat hij de heerlijke rechten
heeft geschonden. Hij heeft eikenbomen uit “zijns majesteitsbossen” gestolen[xix]. Achter deze misstap zit
hoogstwaarschijnlijk een grote nood aan verwarming. Er is een kleine ijstijd gaande, de winters
beginnen vaak al in november en duren tot aan april. In 1564 volgt een echte
horror winter. De schrijver Daniël van Oostbroek[xx]
beschrijft de situatie zeer treffend: “Velen braken hun huis af, zodat zij warm
vuur mochten verwerven. Koetsen, banken, stoelen manden en korven, ja sommigen
braken hun hele huizen in stukken. De kou was zo groot, dag en nacht.” Dagelijks werden doodgevroren mensen langs de weg gevonden,
ontelbare Nederlanders verloren vingers, tenen, oren of
hun neus.
De extreem hevige kou is kennelijk geen
excuus, zelfs niet voor de schout. Is het om een voorbeeld te stellen, om te laten
zien dat ook de schout niet boven de wet staat? Johan is niet de enige, die in de
winter met hout uit de bossen bij Amerongen in de weer is en daarvoor zwaar
wordt gestraft. De sanctie op zijn
misstap is een zeer zware financiële boete, die hoewel niet gering, door hem
waarschijnlijk wel is op te brengen. In
de extreem koude winter van 1537[xxi] steelt een inwoner van Amerongen hout uit het
bos, hij is minder gelukkig en kan geen boete betalen, en wordt op de vrijdag
voor kerst gegeseld op het Vredenburg. Hij is die winter niet de enige, ook
twee weduwen stelen hout[xxii].
Bedelen en landlopen mag alleen met schriftelijke toestemming van het plaatselijke gerecht, het gaat anders om een zwaar delict, waarop straffen als geseling en verbanning staan. Er trekken veel los arbeiders rond, die bedelend aan de kost proberen te komen.
Zigeunervrouwen met hun witte bern, Jeroen Bosch 1515
In de zomer van 1545[xxiii] komt een groep zigeuners na een lange voettocht uit Bohemen aan in Amerongen. Ze komen uit klein Egypte zeggen ze en dragen naar ze zeggen Egyptische habijten. Het is hen eerder al strikt verboden zich in Amerongen op te houden, als recidivisten krijgen ze een van de zwaarste straffen op vagebonderen opgelegd, ze worden voor eeuwig verbannen uit Utrecht en hun leidsman wordt op het Vredenburg gegeseld, zijn baard en haren worden afgeschoren en zijn neus wordt gesplitst.
[i] De Edelman, Meulenhoff Amsterdam, p.7.
[ii] Jure gladii tractatus et de toparchis
in ultrajectina CAP. XIII. De Toparcha de Amerongen. P. 214-216.
[iii] HUA 1.1.1.02. 25-26 Hoge heerlijkheid
aan Godard Adriaan van Reede in allodiaal bezit, 18 augustus 1676.
[iv] HUA, arch.nr. 1001, inv.nr. 361
Gijsbert van Reede, bezwaren tegen zijn benoeming, 1611.
[v] OAGA inv. nr. 1 fol: 18.
[vi] OAGA inv.nr. 1 fol: 138 taak
gerechtsbode.
[vii] Pierson; reconstructie o.b.v.
criminele rol en de 'politie-boeken' en Procederen voor den Hove van Utrecht.
[viii] Ulricus Huber, "Heedendaegse
Rechtsgeleertheijt": In Amerongen werd voorkomen dat gedaagden moesten
worden vrijgesproken wegens het staken van de stemmen door het benoemen van een
oneven aantal rechters (2 burgemeesters+ 5 schepenen).
[ix] Enny de Bruin De hoeve en het
Hart Prometheus Amsterdam 2019, p. 78.
x] J. van de Water, Groot placaatboek II,
1178. Januari 2018, H.W.G. van Schaik p.48. Ibid. B.C. de Savornin
Lohman, De bestuursinrichting van gewest, stad en platteland van Utrecht, 262
[xi] H.W.G. van Schaik In de maat en
uit de pas Utrechtse dorpsbesturen 1780-1830 10 januari 2018, door
p.81.
[xii] Generale Ordonnantie Staten van
Utrecht 28-01-1686 m.b.t. heffing en invordering van belastingen, waarin taak,
werkwijze en div. emolumenten van schout-gadermeester en secretaris worden
geregeld.
[xiii] R. Mulder, Maarssen: wie
was er aan de macht in .1747, Historische kring Maarssen, 35 (2008) nr. 1.
[xiv] In de instructie van drost Hardenbergh
(1694): geen accoord zonder de toestemming van het gerecht. RAU HAA inv.nr.III
40 OAGA inv.nr. 1 fol:149 Het schikken blijkt o.m. uit een kostendeclaratie van
de drost uit 1681 en uit RAU Dorp inv. nr. 123 1717.
xv] 1575 19/7 [HUA RA 188-6].
[xvi] Enny de Bruin De hoeve en het
Hart Prometheus Amsterdam 2019, p. 78
[xvii] B. Barelds TIJDSCHRIFT HISTORISCHE
KRING BREUKELEN, jrg. 15, nr. 1, 2000.
[xviii] 12-6-1632; 7-5-1635. [124]
[xix] HUA RA 99-2 nr. 206/207 1556 9/1: Jan v
Zuylen Dierickx schout: diefstal eykenbomen ‘smajesteyts bosschen, boete 150,-
[xx] https://isgeschiedenis.nl/nieuws/horrorwinters-tijdens-de-kleine-ijstijd-afgevroren-vingers-hongersnoden
[xxi] Nieuwenhuis G.T. Zutphen. p.461; Europa ondervond zware Winters In de jaren 1537,
1543 en 1544: in 1570
xxii] HUA RA 99-1 nr 149 1537 13/1: A
Jacobsz stal hout uit het bosch, vrydachs voir korsmisse jl; wordt gegeseld opt
Vreeburch; HUA RA 99-1 nr 150 1537 30/1 Henricgen wedue en Aeltgen Vermeer
wedue, hebben hout gestolen uyt het bos te Amerongen op Vrydach voir Korsmisse
jl
[xxiii] HUA RA 99-2 nr 56 1545 20/7 Mr Joryaen uyt Cleyn Egypten, geb Piernaecken int lant van Mijsen [Pirna, kreiz Meissen], sedert lange jaren gelopen hebbende mit vagabunden die men noempt egyptenaers, het habyt ende de clederen van deselve Egyptenaers dragende.
[xxiii] HUA RA 99-2 nr 56 1545 20/7 Mr Joryaen uyt Cleyn Egypten, geb Piernaecken int lant van Mijsen [Pirna, kreiz Meissen], sedert lange jaren gelopen hebbende mit vagabunden die men noempt egyptenaers, het habyt ende de clederen van deselve Egyptenaers dragende.
Reacties
Een reactie posten